‏ John 2:19

22) Breekt dezen tempel,

Grieks ontbindt, of ontdoet.

‏ John 10:18

32) neemt hetzelve

Namelijk tegen mijn dank.

33) van Mijzelven af;

Dat is, gewilliglijk; Ps. 40:9; Hebr. 10:10.

Ps 40.8 Heb 10.10

34) wederom te nemen.

Dat is, mijzelven wederom uit de doden op te wekken door mijn goddelijke kracht; Joh. 2:19.

Joh 2.19

‏ Romans 1:4

9) krachtelijk

Gr. in kracht, of met kracht.

10) bewezen is te zijn

Of, verklaard. Grieks bepaald.

11) naar den Geest

Dat is, naar Zijn goddelijke natuur, die ook een eeuwige Geest genaamd wordt; Hebr. 9:14; zie ook 1 Tim. 3:16; 1 Petr. 3:18.

Heb 9.14 1Ti 3.16 1Pe 3.18

12) heiligmaking,

Of, der heiligheid; dat is, die in Zichzelven heilig is, en door Zijne verdienste en kracht ons heilig maakt; Hebr. 2:11.

Heb 2.11

13) uit de opstanding der doden)

Dat is, doordien Hij Zichzelven uit de doden heeft opgewekt; Joh. 2:19,21 en Joh. 10:18.

Joh 2.19,21 10.18

‏ 1 Peter 3:18

38) in het vlees,

Of naar het vlees; dat is, naar zijn menselijke natuur, gelijk dit woord vlees van Christus doorgaans wordt verstaan. Zie Joh. 1:14; Rom. 1:3; 1 Tim. 3:16; want hoewel degenen, die het lichaam doden de ziel niet kunnen doden, Matth. 10:28; nochtans wordt de gehele mens gezegd gedood te zijn, wanneer ziel en lichaam door een geweldigen dood van elkander worden gescheiden; hoewel geen geweld de ziel noch het lichaam van Christus van zijn Godheid heeft kunnen scheiden.

Joh 1.14 Ro 1.3 1Ti 3.16 Mt 10.28

39) door den Geest;

Dat is, door Zijn goddelijke natuur, door welke hij Zijne mensheid uit de doden heeft opgewekt, gelijk dit woord geest voor de goddelijke natuur van Christus ook elders gebruikt wordt. Zie Rom. 1:4; Hebr. 9:14, enz. Anderen zetten het over: naar den geest, en verstaan het van de ziel van Christus, die levend is gebleven al was zijn lichaam gedood. Doch zo zou Petrus hier van Christus niets anders zeggen dan wat allen gelovigen toekomt, Matth. 10:28; en dit strijdt ook tegen de eigenschap van het Griekse woord Zoopoietheis, hetwelk niet betekent een die levend blijft maar levend gemaakt is; welke levendmaking een eigen werk van God is; zie Joh. 5:21; Rom. 4:17; 1 Tim. 6:13. Hetgeen ook van dezen geest van Christus hierna gezegd wordt, dat hij door dezen den geesten in de gevangenis zijnde, ten tijde van Noach gepredikt heeft, kan van de ziel van Christus, die v¢¢r zijn ontvangenis uit Maria nog niet was, ook niet gezegd worden.

Ro 1.4 Heb 9.14 Mt 10.28 Joh 5.21 Ro 4.17 1Ti 6.13
Copyright information for DutKant