John 7:30
58) niemand sloeg de Namelijk verhinderd zijnde door Gods voorzienigheid. 59) Zijn ure was Namelijk om te lijden; Joh. 8:20. Joh 8.20 John 8:59
94) op Hem wierpen. Namelijk als op een, dien zij hielden een godslasteraar te zijn, overmits Hij zich Gode gelijk maakte. Zie Lev. 24:16, en Joh. 10:33. Le 24.16 Joh 10.33 95) gaande door het Namelijk of hunne ogen houdende, of zich verstekende onder de schare; Luk. 4:30, en Luk. 24:16. Lu 4.30 24.16
Copyright information for
DutKant