Jonah 3:9-10

24) Wie weet

Verg. Jo‰l. 2:14 met de aantekening.

Joe 2.14

25) en berouw hebben

Zie Gen. 6:6, en Jo‰l. 2:13 met de aantekening.

Ge 6.6 Joe 2.13
26) hun werken

Met welke zij hun geloof en bekering betuigden.

27) het kwaad

Der straf.

28) gesproken had hun te zullen doen

Dat is, gedreigd had door Jona, in dier voege, gelijk Jona 3:4 is aangetekend.

Jon 3.4

29) Hij deed het niet

Verschonende hen voor dien tijd; maar daarna tot dezelfde boosheid [inzonderheid tegen Gods volk] weder vervallen zijnde, is deze koninklijke stad en de Assyrische monarchie uitgeroeid. Zie Ezech. 31; Nah. 1:1, enz.; Zef. 2:13, enz.

Na 1.1 Zep 2.13
Copyright information for DutKant