Joshua 19:29

23) Tyrus;

Hebreeuws, Tsor; en betekent een rotssteen, omdat het op een rotssteen gebouwd was en rondom in de zee en in de rotsstenen lag. Het behoorde wel tot den stam van Aser, maar de heidenen hebben het ingehouden, gelijk te zien is 2 Sam. 5:11; 1 Kon. 5:1,2, en elders meer.

2Sa 5.11 1Ki 5.1,2

Isaiah 23:8

30) die kronende [stad],

Of, die kroonster; te weten die stad, die niet alleen zichzelve voor een gekroonde koningin uitgaf, maar ook al hare inwoners en kooplieden met rijkdom en heerlijkheid kroonde, velen derzelven als tot prinsen en vorsten makende.

31) handelaars

Of, kooplieden. Hebreeuws, Kana„nieten; zie de aantekening Job 40:25.

Job 41.6

32) in het land zijn?

Of, op de aarde.

Jeremiah 47:4

12) om aan Tyrus en Sidon

Anders, om met, of nevens Tyrus [Hebreeuws, Tsor], en Sidon, allen overgeblevenen helper uit te roeien. Vergelijk boven Jer. 25:22, en Jer. 27:3; Ezech. 26, Ezech. 27, Ezech. 28; en zie van deze beide steden Gen. 10:15; Joz. 19:29. Hebreeuws, allen overgeblevene die helpt.

Jer 25.22 27.3 Ge 10.15 Jos 19.29

13) eilands

Dat is omtrek, aan of over de Middellandse zee gelegen. Hiervan is verscheiden gevoelen; het kan zijn dat dit land tussen Egypte van Patros af, en het land der Filistijnen, gelegen is geweest; Ps. 72:10.

Ps 72.10

14) Kafthor,

Zie Gen. 10:14; Deut. 2:23; Amos 9:7.

Ge 10.14 De 2.23 Am 9.7
Copyright information for DutKant