Joshua 19:47
27) Lesem, Anders, Laisch, of Las, gelijk Richt. 18, waar deze historie breder verhaald wordt. En daar wordt gezegd dat dit geschied is toen er geen koning of rechter in Isral was. Hieruit is af te nemen dat dit boek door Jozua niet geschreven is, want hij kon niet schrijven hetgeen na zijn dood geschied is. 28) met de scherpte des zwaards, Hebreeuws, met den mond. 29) zij noemden Lesem, Dan, De zin is: nadat zij de stad Lesem ingenomen hadden, noemden zij dezelve Dan, naar den patriarch Dan, van wien zij gesproten waren. Deze stad was gelegen aan den voet van de berg Libanon, in het dal Rehob, waar eigenlijk de Jordaan haar oorsprong neemt. Toen de viervorst Filippus, de broeder van Herodus, ten tijden van den keizer Tiberius deze stad herbouwd en grotelijks verbeterd had, heeft hij dezelve genaamd Coesaroea-Philippi, naar den keizer en naar zijn naam. Plinius getuigt dat zij ook Paneas is genoemd geweest en nog later Pelin. Zij ligt aan het einde van het land Kanan oostwaarts, van Sidon omtrent 35.000 passen. Judges 2:10-13
12) Baals. Met het woord Bal, betekenende een Heer, hebben de heidenen in het algemeen hun afgoden genoemd, omdat zij dezelve voor hun heren en gevers van alles goeds hielden; en om die te onderscheiden, dewijl zij verscheiden waren, hebben zo heidenen als afgodische Joden dezelve nog toenamen bijgevoegd, als Bal-Berith, onder, #Richt. 8:33; Bal-Peor, #Num.25:3; Bal-Zebub, #2 Kon.1:6; Bal Astaroth, vergelijk onder, Richt. 2:13, en 1 Kon. 16:31. De afgoderij, met dezen bedreven, was een gehele afwijking van God, hoewel de afvallige Isralieten zichzelven wijsmaakten dat zij God daardoor mede konden vereren, alsook door de gouden kalveren, 1 Kon. 12:28. Zie Hos. 2:15, en onder Richt. 8:33. Jud 8.33 Nu 25.3 2Ki 1.6 Jud 2.13 1Ki 16.31 12.28 Ho 2.16 Jud 8.33 13) Astharoth. Dat is, de beelden van den afgod of van de afgodin, bij de heidenen genoemd Astarte, die de Sidonirs en Filistijnen in de gedaanten van schapen hadden opgericht. Zie 1 Sam. 31:10; 1 Kon. 11:5,33; 2 Kon. 23:13. 1Sa 31.10 1Ki 11.5,33 2Ki 23.13 Judges 3:5-8
15) bossen. Versta, gewijde, afgodische bossen en bomen, die ter ere der heidense afgoden en tot hun dienst geplant of geordineerd waren; of, de bosgoden, alzo genoemd omdat zij in dikke, duistere bossen en onder schone hoge bomen op zijn heidens geerd werden. 16) verkocht hen Zie boven, Richt. 2:14. Jud 2.14 17) Mesopotamie; Hebreeuws, Aram-Naharam; dat is, Syri der twee rivieren; alzo wordt Mesopotami in het Grieks om dezelfde oorzaak genoemd. Zie Gen. 24:10. Onder, Richt. 3:10, wordt het alleen Aram, dat is, Syri, genoemd. Ge 24.10 Jud 3.10 Judges 13:25
29) drijven Dat is hier, heimelijk op een extra-ordinaire of bijzondere wijze te porren en te bewegen, om in zijn roeping te ijveren, en gelegenheid te zoeken tot verlossing Israls van de hand der Filistijnen. Het Hebreeuwse woord heeft verscheidene betekenissen, als van gang, voetstap, eenmaal, of meermalen, beurt, reis, en wordt ook genomen voor een aanbeeld, waarop men den enen slag voor, den anderen na, of bij beurten en wijlen slaat. Waarvan voorts komt de betekenis van slaan, drijven, aandrijven, alsof een smid op een aanbeeld sloeg. Vergelijk de manier van spreken gebruikt Matth. 4:1; Luk. 4:1; Rom. 8:14; 2 Petr. 1:21. Mt 4.1 Lu 4.1 Ro 8.14 2Pe 1.21 30) leger van Dan, Hebreeuws, Machane-Dan; waarom deze plaats alzo genoemd is, zie onder, Richt. 18:11,12. Het kan zijn dat Simson hier iets met de Filistijnen heeft te doen gehad. Jud 18.11,12 31) Zora en tussen Esthaol. Zie boven, Richt. 13:2. Esthaol lag verder af in het westen, naar de zee toe, bij de beek Sorek. Zie onder, Richt. 16:4,31. Jud 13.2 16.4,31 Judges 18:1
1) koning in Isral; Zie Richt. 17:6. Dit was de oorzaak dat die van den stam Dan zichzelven moesten helpen, daar de stammen tevoren elkander bijgestaan hadden, om iedereen een bekwame en genoegzame erfenis te verzorgen, volgens het bevel van Mozes; Num. 32:21,22, enz.; Joz. 22:2,3, en boven Richt. 1:3. Jud 17.6 Nu 32.21,22 Jos 22.2,3 Jud 1.3 2) toegevallen. Te weten, noch door het lot, bij het leven van Jozua, noch naderhand door order van hoge overheid of hulp der andere stammen. Hun erfenis was hun onder Jozua wel toegevallen, maar al te klein. Zie Joz. 19:47, waar in het kort verhaald wordt wat hier in het lang beschreven is. Jos 19.47 Judges 18:7
11) Lais; Zie onder, Richt. 18:27. Jud 18.27 12) gelegen in zekerheid, Of, bewoond. Versta dat de stad Las gelegen was in een heilige plaats, buiten alle perijkel van enigen aanval of overval, naar hunlieder eigen en de algemene opinie. Anderen duiden dit op de inwoners, waarvan in de volgende woorden gesproken wordt. 13) zeker zijnde; Hebreeuws, vertrouwende; dat is, zeker en zorgeloos zijnde. 14) geen Anders, niemand die [hun] enige schaamte, of schande aandeed, [ook niemand] die de regering erfelijk bezat. Sommigen duiden dit op het volk, dat zij een erfvrije republiek hadden. 15) erfheer, Hebreeuws, de regering, of, het opperste gebied, bedwang, erfelijk bezittende. Het schijnt dat zij nu dezen dan genen tot regeerder hebben gebruikt, die de onderdanen niet heeft willen vertoornen, maar in alles laten geworden. Of ook wel zonder regeerder mogen geweest zijn. 16) om enige zaak Die iemand om enige misdaad, schaamte of schande dorst aandoen; zodat ieder deed wat hij wilde, zijnde overzulks hun zonden rijp ter straf. 17) verre van de Sidoniers, Zodat zij hun niet konden te hulp komen, als te ver naar het westen aan de zee gelegen zijnde. 18) hadden niets te doen Hebreeuws, zij hadden geen woord, zaak, of niets met een mens; dat is, noch verbond, noch handel, noch wandel met iemand, maar leefden voor zichzelven in alle zorgeloosheid en weelde. Judges 18:12
21) Kirjath-jearim, Anders genoemd Kiriath-Bal. Zie #Joz.15:60. Gelegen op een berg aan de uiterste grenzen van Juda en Dan, tegen het noorden. Jos 15.60 22) Machane-dan, Dat is, het leger van Dan; zie boven, Richt. 13:25. Jud 13.25 Judges 18:27
47) Zij dan namen wat Micha gemaakt had, De Danieten. 48) stil en zeker volk, Hebreeuws, rustende, of stil zijnde, en vertrouwende; gelijk boven, Richt. 18:7. Jud 18.7 49) met de scherpte des zwaards, Hebreeuws, aan den mond des zwaards.
Copyright information for
DutKant