Judges 2:11
12) Baals. Met het woord Bal, betekenende een Heer, hebben de heidenen in het algemeen hun afgoden genoemd, omdat zij dezelve voor hun heren en gevers van alles goeds hielden; en om die te onderscheiden, dewijl zij verscheiden waren, hebben zo heidenen als afgodische Joden dezelve nog toenamen bijgevoegd, als Bal-Berith, onder, #Richt. 8:33; Bal-Peor, #Num.25:3; Bal-Zebub, #2 Kon.1:6; Bal Astaroth, vergelijk onder, Richt. 2:13, en 1 Kon. 16:31. De afgoderij, met dezen bedreven, was een gehele afwijking van God, hoewel de afvallige Isralieten zichzelven wijsmaakten dat zij God daardoor mede konden vereren, alsook door de gouden kalveren, 1 Kon. 12:28. Zie Hos. 2:15, en onder Richt. 8:33. Jud 8.33 Nu 25.3 2Ki 1.6 Jud 2.13 1Ki 16.31 12.28 Ho 2.16 Jud 8.33Judges 9:4
7) zilverlingen, Zie Gen. 20:16. Ge 20.16 8) huis van Baal-berith; Dat is, uit den afgodischen tempel van dezen afgod, staande op een hogen berg bij Sichem, naar uitwijzen der kaart. Zie ook van dezen afgod boven, Richt. 8:33. Jud 8.33 9) ijdele en lichtvaardige mannen, Dat is, een hoop van kaal, behoeftig en licht gespuis, bij welke geen vreze Gods was. Vergelijk 2 Kron. 13:7. 2Ch 13.7 10) die hem navolgden. Hebreeuws, en zij gingen achter hem.
Copyright information for
DutKant