Judges 4:10

20) en hij toog op,

Anders, deed tien duizend man nevens zich optrekken. Hebreeuws, met, nevens, of, aan zijn voeten; dat is, die hem volgden, zijn voetstappen natraden. Zie Exod. 11:8; 1 Kon. 20:10.

Ex 11.8 1Ki 20.10

Judges 5:14-15

33) Efraim

Hier verhaalt Debora hoe de stammen zich in deze hebben gekweten; toeschrijvende lof en schande naar ieders verdienste.

34) wortel tegen Amalek.

Dit verstaan sommigen van Debora, wonende op het gebergte Efra‹ms, boven, Richt. 4:5; die door Gods genade als de wortel en oorsprong was van dit ganse werk tegen de Kana„nieten, die ten aanzien hunner vijandschap en uitroeiing met Amalek mogen worden vergeleken. Anderen duiden het op Jozua, die ook uit Efra‹m was en Amalek overwon, Exod. 17:13. Anders, welker wortel is bij Amalek; dat is, Juda en Simeon, welker begin zich van Efra‹ms gebergte uitstrekte tot aan Amalek, gelijk te zien is uit vergelijking van boven, Richt. 1:16, met 1 Sam. 15:6.

Jud 4.5 Ex 17.13 Jud 1.16 1Sa 15.6

35) Achter u was Benjamin

Dat is, de stam van Benjamin volgde U, o Heere, mede na, onder uw ander volk. Sommigen duiden het op Efra‹m, dien Benjamin gevolgd heeft.

36) Machir

Dat is, de stam van Manasse, wiens eerstgeboren zoon Machir was, Joz. 17:1.

Jos 17.1

37) wetgevers afgetogen,

Dat is, oudsten en richters des volks.

38) trekkende

Te weten, het volk tot haar. Zie boven, Richt. 4:6. Anders, die met den straf, of de pen des schrijvers trokken; dat is, met de schrijfpen omgingen, of door middel van brieven of missieven het volk bijeentrokken of deden vergaderen. Vergelijk boven, Richt. 4:6.

Jud 4.6,6
39) de vorsten

Anders, mijn vorsten.

40) op zijn voeten

Zie boven, Richt. 4:10,14.

Jud 4.10,14

41) gedeelten

Ruben, wonende aan de andere zijde der Jordaan, zich houdende als afgezonderd van zijn broeders.

42) inbeeldingen des harten groot.

Of, inzettingen, opzetten, besluitingen; dat is, zij waren zeer traag, zwaarmoedig, hebbende [zoals men zegt] grote wijsheid in het hoofd, en voorwendende veel zwarigheden, die hen ophielden en verhinderden, dat zij hun broeders niet te hulp kwamen, maar zich tussen beiden, als neutraal hielden, hun particulier belang meer achtende dan het algemene. Anders, over, of van Rubens afzonderingen zijne grote gedachten des harten, dat is, daarover valt veel na te denken en te verwonderen; alzo in Richt. 5:16. Sommigen menen dat hier geroemd wordt de grote vromigheid die zij tevoren bewezen hadden in het trekken over de Jordaan voor hun broeders, waarmede deze hun slapheid niet overeenkwam.

Jud 5.16

Judges 5:18

50) zijn ziel

Dat is, zijn leven, hun personen, alzo ter dood gewaagd hebben, dat zij het leven schenen te verachten, en gewilliglijk zich daarheen te begeven, tot Isra‰ls verlossing. Zie van het woord versmaden Job 27:6.

Job 27.6

51) ter dood,

Hebreeuws, tot sterven.

52) op de hoogten des velds.

Dat is, op den berg Thabor zich houdende bij Barak, en met hem ten strijde moediglijk aftrekkende. Zie boven, Richt. 4:10,14.

Jud 4.10,14
Copyright information for DutKant