Judges 5:29

79) De wijsten

Anders, een iegelijk van haar wijze staatsvrouwen antwoordde haar.

80) staatsvrouwen

Anders, vorstinnen.

Proverbs 14:1

1) wijze

Hebreeuws, de wijze der vrouwen; dat is, zo wie onder de vrouwen wijs is. Vergelijk Gen. 47:3; Job 12:7, en onder Spreuk. 14:9.

Ge 47.3 Job 12.7 Pr 14.9

2) bouwt

Te weten, door hare kinderen godvruchtig op te brengen, hare dienstboden wijselijk te regeren, en den gansen staat des huisgezins in goede orde te houden. Alzo is het woord bouwen genomen, onder Spreuk. 24:3.

Pr 24.3

3) die zeer dwaas is,

Hebreeuws, de dwaasheid; dat is, zeer dwaas, alsof hij zeide: die de dwaasheid zelve is. Zie Job 35:13.

Job 35.13

4) haar handen.

Dat is, met haar doen en laten. Alzo wordt de vergelding der handen genoemd hetgeen iemand voor zijn doen en laten vergolden wordt; Jes. 3:11.

Isa 3.11

Ezekiel 28:7

12) vreemden over u brengen,

De Babyloni‰rs, boven Ezech. 26:7; onder Ezech. 29:20.

Eze 26.7 29.20

13) tirannigste der heidenen;

Of, verschrikkelijkste, gruwzaamste, wreedste. Alzo onder Ezech. 30:11, en Ezech. 31:12, en Ezech. 32:12.

Eze 30.11 31.12 32.12

14) uittrekken

Hebreeuws, ledigen, omdat de schede in het uittrekken van het zwaard geledigd wordt; alzo onder Ezech. 30:11.

Eze 30.11

15) schoonheid uwer wijsheid,

Dat is, uw bloeiend koninkrijk en staat, welker heerlijkheid gij uwe wijsheid toeschrijft; of tegen u, die gij u zo schoon en wijs houdt.

16) ontheiligen.

Dat is, verontreinigen, als een onheilig en vuil ding behandelen mits u dodende en in den kuil smijtende, gelijk volgt; alzo Ezech. 28:16. Zie boven Ezech. 7:21.

Eze 28.16 7.21
Copyright information for DutKant