Judges 6:11

12) Engel des HEEREN,

Versta, den Zoon Gods, die onder, Richt. 6:14,16 met Gods eigen naam, de Heere, of Jehova, genoemd wordt. Vergelijk Gen. 18:17, en Gen. 48:16. Zie ook boven, Richt. 5:23.

Jud 6.14,16 Ge 18.17 48.16 Jud 5.23

13) Joas,

Omdat Joas aldaar [zoals men meent] de voornaamste was, of het ambt der overheid bediende. Vergelijk onder, Richt. 6:31,32.

Jud 6.31,32

14) Abi-ezriet,

Uit den stam van Manasse. Zie Joz. 17:2, en onder, Richt. 6:34,35; 1 Kron. 7:14,18. Daar was een ander Ofra in den stam van Benjamin gelegen, Joz. 18:23.

Jos 17.2 Jud 6.34,35 1Ch 7.14,18 Jos 18.23

15) dorste tarwe

Niet met ossen [waarvan Deut. 25:4], maar met een stok of dorsvlegel, zoals enigen verklaren, om te minder opzien te geven, of in der haast wat voorraad te hebben.

De 25.4

16) bij de pers,

Dat is, in de plaats, waar de wijnpers of oliepers stond, waar men, naar sommiger gevoelen, niet gewoon was te dorsen; opdat niemand daarop acht mocht slaan, en deze tarwe voor den aanstaanden nood te zekerder geborgen kon worden.

17) om [die] te vluchten

Dat is, om de tarwe in het vluchten mede te nemen, of om zijns vaders huis te doen vluchten, als hij deze tarwe tot provisie zou hebben gedorst.

18) Midianieten.

Die reeds in aantocht waren. Zie onder, Richt. 6:33, en Richt. 7.

Jud 6.33

Micah 1:15

56) erfgenaam toebrengen

Of, erfelijke bezitter. Versta, de vijand. De profeet ziet op de betekenis van het woord Marescha en Moreschet, die hij [om enerlei betekenis van] erfenis schijnt voor een te nemen.

57) Maresa

Zie Joz. 15:44; 2 Kron. 11:8, en 2 Kron. 14:9; idem Jer. 26:18; ook 2 Mach. 12:35.

Jos 15.44 2Ch 11.8 14.9 Jer 26.18

58) Hij zal komen tot aan Adullam

De nieuwe bezitter of erfgenaam, de vijand, zal doordringen tot in Juda, waar Adullam gelegen was, eertijds een koninklijke stad. Zie Joz. 12:15, en Joz. 15:35; Neh. 11:30.

Jos 12.15 15.35 Ne 11.30

59) [tot aan]

Dit is hier ingevoegd uit vergelijking van boven Micha 1:9,12.

Mic 1.9,12

60) heerlijkheid Isra‰ls

Te weten Jeruzalem, dat de heerlijkheid van gans Isra‰l was. Omdat deze woorden duister zijn, worden zij verscheidenlijk bij de uitleggers genomen. Anders, hij [de vijand] zal komen tot aan Adullum, de heerlijkheid van Isra‰l; dat is, welke stad heerlijk en vermaard is in Isra‰l, diep in het land, waar de spelonk Adullam, Davids toevlucht, nabij gelegen was.

Copyright information for DutKant