‏ Judges 7:19

35) middelste nachtwaak,

Dat is, omtrent middernacht, wanneer de wachten wel plegen veranderd te worden.

36) als zij maar even

Hebreeuws, stellende hadden zij gesteld. Anders, doch zij hadden de wachters al opgewekt, of zij wekten alleenlijk de wachters op.

37) sloegen zij de kruiken,

Of, sloegen haar tegen elkander, alzo dat de stukken hier en daar verstrooid werden. Vergelijk Ps. 2:9; Jer. 13:14, en Jer. 48:12.

Ps 2.9 Jer 13.14 48.12

‏ Isaiah 9:4-5

12) met gedruis

Te weten, als die schrik over hen kwam en zij elkander ombrachten; Richt. 7:22. Anders: met verward gewoel.

Jud 7.22

13) de klederen

Anders, de mantels; te weten der Midianieten.

14) in het bloed

Anders: in het vergoten bloed; te weten der Midianieten.

15) voedsel des vuurs.

Hebreeuws, spijs.

16) Want

Hier geeft de profeet reden waarom hij gezegd heeft dat het volk, hetwelk in duisternis wandelde, Jes. 9:1, groter vreugde en blijdschap genieten zou dan het eertijds gedaan heeft, en waarom hunne lasten zouden verbroken worden, te weten omdat hun een kind zou geboren worden, hetwelk hun een eeuwige vreugde en zaligheid zou aanbrengen. Vergelijk onder Jes. 10:27.

Isa 9.2 10.27

17) een Kind

Te weten Jezus Christus, den vaderen van den aan beginne der wereld beloofd.

18) is ons geboren,

Dat is, zal ons in de volheid des tijds geboren worden. De profeet spreekt van de geboorte van Christus niet anders, dan of het alrede geschied ware vanwege de zekerheid dezer profetie. Zie Jes. 53, in de beschrijving van het lijden van Christus.

19) een Zoon

Te weten Jezus Christus, de Zoon van God; Ps. 2:7, en de Zoon van Maria; Jes. 7:14.

Ps 2.7 Isa 7.14

20) ons

Te weten het volk Gods; of [ons], dat is, tot onze zaligheid; Luk. 2:10,11.

Lu 2.10,11

21) gegeven,

Te weten van God; Joh. 4:10.

Joh 4.10

22) de heerschappij

Anders: op wiens schouders de heerschappij zal zijn; dat is, wien van den Vader alle heerschappij en inzonderheid der kerk, wordt opgelegd, en die dezelve met ernst aanneemt. Zie Matth. 28:18; Ef. 1:21,22.

Mt 28.18 Eph 1.21,22

23) noemt Zijn naam

Christus Jezus heet niet alleen alzo met den bloten naam, maar Hij is het ook inderdaad, en zijne kerk kent hem voorzulks.

24) Wonderlijk,

Christus is wonderlijk, zowel ten aanzien van zijn persoon, dewijl Hij God en mens is in ‚‚n persoon, als ten aanzien zijner wonderlijke werken en daden.

25) Raad,

Of, raadsman, raadgever, raadsheer. Versta dit alzo, dat Christus alleen den raad en het voornemen van zijnen Vader weet en aan zijne kerk openbaart en mededeelt, Joh. 1:18, zoveel hun ter zaligheid te weten van node is, Hand. 20:27; Hij is het ook, die ons in allen angst en nood raad geeft en hulp doet.

Joh 1.18 Ac 20.27

26) Sterke God,

Die door de sterkte zijner Godheid den onverdragelijken last van den toorn Gods over de zonden van alle uitverkorenen aan zijne mensheid gedragen heeft, en door zijn eigen kracht van de doden is opgestaan, en de harten zijner uitverkorenen wederbaart ten eeuwigen leven; alsook door de sterkte zijner Godheid grote wonderen gedaan heeft, nog doet, en eindelijk alle doden opwekken zal.

27) Vader der eeuwigheid,

Dat is, die zelf van eeuwigheid is, en ons het eeuwige leven geeft.

28) Vredevorst;

Dat is, die ons met God verzoent. Zie Ef. 2:14, enz.

Eph 2.14
Copyright information for DutKant