Judges 9:15
25) Libanon. Dit gebergte was zeer vermaard vanwege de schone, heerlijke cederbomen, zijnde zeer sterk en duurzaam, die in menigte daarop wiessen, waarvan verscheidene gelijkenissen in de Schrift genomen worden. Zie 2 Kon. 14:9; 2 Kron. 2:8; Ps. 29:5, en Ps. 92:13; Hoogl. 3:9, en Hoogl. 5:15; Jes. 60:13; Jer. 22:23; Ezech. 17:3, en Ezech. 31:3; Hos. 14:6,7,8. 2Ki 14.9 2Ch 2.8 Ps 29.5 92.12 So 3.9 5.15 Isa 60.13 Jer 22.23 Eze 17.3 31.3 Ho 14.5,6,7 Psalms 36:7
7) Gods Dat is, gelijk de allergrootste en allerhoogste bergen. Zie van deze manier van spreken Gen. 13:10. De zin is dat Gods gerechtigheid zich alom vertoont, bestendig en vast is, ook ons begrip verre teboven gaande. Zie Ps. 36:11. Ge 13.10 Ps 36.10 8) afgrond Dat is, uw raad en regering, of wijze van doen, die Gij houdt zo in de uitverkorenen en verworpenen, is ondoorgrondelijk. Zie Rom. 11:33. Ro 11.33 9) mensen Hebr. mens en beest. Zie Matth. 5:45; 1 Tim. 4:10, en Job 39:1, enz., Ps. 147:9. Mt 5.45 1Ti 4.10 Job 38.39 Ps 147.9 Jeremiah 48:45
112) bleven staan in de schaduw van Hesbon; Dat is, namen hunne toevlucht in de koninklijke stad Hesbon, menende aldaar geborgen en beschermd te zijn. 113) vuur is uitgegaan van Hesbon, Zie Num. 21:28. De zin is: Gelijk te dien tijde de overheersing des lands van Hesbon begon, zo zal het nu ook geschieden, zodat zich daar niemand zal kunnen bergen. Nu 21.28 114) van tussen Sihon, Dat is, uit het midden der stad, die Sihon den Moabieten eertijds benomen had; Num. 21:26. Nu 21.26 115) kinderen van het gedruis verteerd. Der Moabieten, die zo groot gewoel maakten en zo hoog pochten en snorkten. Vergelijk boven Jer. 46:17, met de aantekening. Jer 46.17
Copyright information for
DutKant