Judges 9:9
20) mijn vettigheid Dat is, de olie. 21) verlaten, Of, zal ik laten ophouden, of, gedwongen worden op te houden, en zo in het volgende. 22) God en de mensen in mij prijzen? Want de olie werd gebruikt in de offeranden en lampen des tabernakels, alsook bij het zalven der priesters, koningen en [gelijk uit 1 Kon. 19:16 afgenomen wordt] profeten, en in het algemeen tot spijs, sieraad en smuk van 's mensen lichaam. Anders, waarmede men door mij God en de mensen vereert. 1Ki 19.16 23) zweven over de bomen? Dat is, om als koning te gaan omlopen, woelen en zorgen voor andere bomen. Ruth 3:3
5) zalf u, Met welriekende olie, gelijk in de oostelijke landen gebruikelijk was. Zie 2 Sam. 12:20, en 2 Sam. 14:2; 2 Kron. 28:15; Ps. 104:14; Matth. 6:17. 2Sa 12.20 14.2 2Ch 28.15 Ps 104.14 Mt 6.17 6) klederen De beste die gij hebt. 7) aan, Hebreeuws, aan u, over u. Psalms 23:5
10) tafel Zie Spreuk. 9:2, enz. Pr 9.2 11) tegenover Dat zij het tot hun spijt moeten aanzien en lijden. Zie Ps. 112:10. Ps 112.10 12) maakt, Dat is, Gij zalft mijn hoofd overvloedloediglijk, zodat het als vet en vloeiende is van olie. 13) olie, Versta, welriekende olie of balsem. Zie Ruth 3:3, en Spreuk. 21:17. De zin is: Gij vervrolijkt mij uitermate zeer. Verg. Ps. 45:8, en Ps. 133:2; Pred. 9:8; Jes. 61:3. Ru 3.3 Pr 21.17 Ps 45.7 133.2 Ec 9.8 Isa 61.3 14) beker Zie Ps. 11:6. Ps 11.6 Proverbs 21:20
48) schat, Dienende tot onderhouding en vermaking des mensen; waaronder ook de olie was. Zie boven de aantekening Spreuk. 21:17. Pr 21.17 Proverbs 27:9
18) Olie Vergelijk boven Spreuk. 21:17. Pr 21.17 19) zoetheid Dat is, zijne vriendelijkheid, behulpzaamheid en lieflijke aanspraak. 20) vanwege Dat is, uit oorzaak van den goeden raad, dien hij hem geeft voor zijne ziel, of die uit het goede hart van den vriend voortkomt. Anders: meer dan de raad zijner eigen ziel. Song of Solomon 1:3
9) olien Versta, welriekende olin, kostelijke zalven, of balsemen. Hierbij worden de geestelijke gaven dikwijls vergeleken, gelijk Ps. 45:8; Jes. 61:1, en 1 Joh. 2:27. Ps 45.7 Isa 61.1 1Jo 2.27 10) Uw naam Versta, den naam, persoon en het zaligmakende ambt van Christus, alzo ons dezelve in het Evangelie zijn geopenbaard. 11) een olie, Salomo schijnt hier gezien te hebben op den naam Messias; dat is Christus, Gezalfde, die met den Heiligen Geest gezalfd is, niet alleen voor zichzelven, maar die heilige balsem is gevloeid van Hem, die ons Hoofd is, op ons zijne ledematen. Zie Ps. 133:2, en Joh. 1:16. Deze naam is na de hemelvaart van Christus wijd uitgebreid, want van Christus hebben alle Christenen hunnen naam. Ps 133.2 Joh 1.16 12) daarom Dat is, [gelijk er staat Hoogl. 1:4] de oprechten hebben u lief. Meermalen worden in de Heiligen Schrift de uitverkorenen vergeleken bij maagden, gelijk Matth. 25:1; 2 Cor. 11:2; Openb. 14:1,4,5; en dat daarom, omdat de kinderen Gods zo nauw moeten letten op hunne conscientie, dat zij van de zonde en de wereld niet besmet worden, als een eerlijke maagd op haar eer en kuisheid moet passen. So 1.4 Mt 25.1 2Co 11.2 Re 14.1,4,5 Amos 6:6
21) uit schalen drinken, Anders: in, of met bekers van den wijn; dat is, die zich niet laten genoegen met gemene drinkbekers, schalen of koppen, maar grote wijde bekkens of kommen [gelijk sprengbekkens] vol wijn storten en uitzuipen. 22) voortreffelijke olie, Hebr. de eerstelingen, het eerste, voorste van de olin; dat is, de allerbeste en kostelijkste olie. Zie Ruth 3:3; Ps. 23:5; Spreuk. 21:17, met de aantekening. Ru 3.3 Ps 23.5 Pr 21.17 23) bekommeren zich niet Of, hebben geen smart, weedom, hartzeer. Het Hebr. woord wordt gebruikt van krankheid van het lichaam, en ook smart en bekommering van den geest, beide kan hier plaatshebben, alzo het ene gemeenlijk op het andere volgt. 24) verbreking De bijzondere verdrukkingen hunner broeders, en de algemene, oo verledene als aanstaande, ellenden van Gods volk. Zie Jer. 4:6. Jer 4.6 25) Jozef. Gelijk in Amos 5:6. Am 5.6 Matthew 26:7
9) zeer kostelijke zalf, Grieks, van zwaren prijs; die uitgedrukt wordt Mark. 14:5. Mr 14.5
Copyright information for
DutKant