Leviticus 1:3

4) brandoffer van runderen is,

Zie Gen. 8:20.

Ge 8.20

5) volkomen mannetje offeren;

Dat geen gebrek aan het lichaam heeft. Zie onder, Lev. 22:20,21,22.

Le 22.20,21,22

6) aan de deur van de tent der samenkomst zal hij dat offeren,

Waar het brandofferaltaar stond; gelijk te zien is onder Lev. 1:5.

Le 1.5

7) naar zijn welgevallen,

Uit deze woorden blijkt dat hier gesproken wordt van vrijwillige offers, welke niet geschieden naar de gewone en gezette orde, maar naar het goedvinden van iemand in het bijzonder, om God te bidden of te danken.

8) voor het aangezicht des HEEREN.

Door de tent der samenkomst, in wier binnenste deel was de ark des verbonds, het teken van Gods tegenwoordige bijwoning, Exod. 25:22, waarom ook de tent genoemd wordt Gods huis, 1 Sam. 3:15, gelijk God ook gezegd wordt daarin te zijn, onder Lev. 4:7.

Ex 25.22 1Sa 3.15 Le 4.7

Leviticus 7:16

20) gelofte,

Versta, een godsdienstige belofte, den Heere vrijwilliglijk gedaan van hetgeen voor hem geoorloofd en in onze macht is, ter ere Gods en tot bewijs van dankbaarheid. Vergelijk Num. 30:2.

Nu 30.2

21) vrijwillig offer is,

Dat is, hetwelk iemand, niet genoodzaakt zijnde door enige wet, uit enkele mildheid zijns harten den Heere opofferde. Zie van zulk een offer ook onder, Lev. 22:23; Ezech. 46:12.

Le 22.23 Eze 46.12
Copyright information for DutKant