Leviticus 19:23-25

36) zo zult gij de voorhuid daarvan,

Dat is, gij zult de eerste vruchten voor onrein houden, als een voorhuid, en niet gebruiken, maar wegwerpen.

37) onbesneden zijn,

Dat is, onrein en dienvolgens niet bekwaam om genoten te worden.

38) een heilig ding zijn,

Dat is, zij moest den Heere toegeheiligd zijn, om Hem te loven voor de onvruchtbaarheid der bomen, en hierom moest zij den priester gegeven worden, die de spijs huns Gods aten. Hebreeuws, heiligheid.

39) om het inkomen daarvan

Dat is, opdat de Heere het inkomen daarvan voor ulieden vermeerdere.

Jeremiah 31:5

12) de vrucht genieten.

Hebreeuws, ontheiligen; dat is, de vruchten vrijelijk gebruiken en eten; zie Deut. 20:6.

De 20.6
Copyright information for DutKant