Leviticus 2:13

21) het zout des verbonds

Dat is, dat u vermane van mijn verbond, waardoor gij verplicht zijt naar een onbesmettelijk en onverderfelijk leven te trachten; Mark. 9:49.

Mr 9.49

22) afblijven;

Hebreeuws, doen ophouden.

Numbers 18:19

33) tot een eeuwige inzetting;

Met deze en de volgende woorden heeft God alle murmurering, tegenspraak en krakeel onder de Isra‰lieten willen voorkomen en bedwingen.

34) zoutverbond zijn,

Dat is, gedurig en bestendig, gelijk de dingen die gezouten zijn, lang duren en voor vervuiling of verrotting bewaard zijn. Zie Lev. 2:13, en 2 Kron. 13:5.

Le 2.13 2Ch 13.5

2 Chronicles 13:5

7) eeuwigheid,

Zie 2 Sam. 7:13.

2Sa 7.13

8) zoutverbond?

Dat is, een eeuwig en onvergankelijk verbond, hetwelk niet verderft; gelijk hetgeen, dat met zout besprengd en doorwreven is, niet lichtelijk vergaat. Zie Num. 18:19, en de aantekening.

Nu 18.19

Matthew 5:13

17) zout der aarde;

Zo worden de leraars genaamd omdat, gelijk het zout de spijs smakelijk maakt en van verrotting bewaart, zij ook alzo de zielen der mensen door de leer Gode aangenaam maken en van het verderf behouden.

18) smakeloos wordt,

Dat is, zijn zoutigheid, kracht of scherpheid verliest.

Mark 9:40

34) tegen ons niet is,

Dat is, die zich niet alleen tegen ons niet stelt, maar ook zulks doet, waarmede de eer mijns naams bevorderd wordt, al volgt hij ons gezelschap niet. Zodat hij hier niet spreekt van degenen, die zich in de zaak van Christus onzijdig houden, die elders bestraft worden; Matth. 12:30. Anders, tegen u en voor u.

Mt 12.30

Mark 9:49

45) een ieder zal

Grieks, alle.

46) vuur gezouten worden,

Bij vuur wordt vergeleken het woord Gods, Jer. 23:29; de krachtige werking des Heiligen Geestes, Matth. 3:11; kruis en vervolging; 1 Petr. 1:7; door welke drie zaken een iegelijk bereid en gezuiverd wordt, die het helse vuur ontgaat, en worden geestelijke offeranden, die Gode aangenaam zijn, gelijk de uiterlijke offeranden met zout moesten bereid worden en door vuur geofferd; Lev. 2:13.

Jer 23.29 Mt 3.11 1Pe 1.7 Le 2.13

47) iedere offerande

Grieks, alle.

Colossians 4:6

11) met zout besprengd,

Grieks geconfijt; dat is, alzo gerecht tot aangenaamheid dergenen waar gij bij verkeert, dat daarentussen alle vuile, verdervende en onstichtelijke redenen daaruit zijn geweerd, gelijk door het zout de spijs smakelijk wordt gemaakt, en uit dezelve alle bederving wordt gehouden. Zie 1 Cor. 15:33; Ef. 4:29.

1Co 15.33 Eph 4.29

12) een iegelijk

Namelijk hetzij dezelve buiten of binnen de gemeente zij; hetzij om rekenschap te geven van uw geloof, 1 Petr. 3:15; hetzij om elkander te vertroosten of te vermanen; 1 Thess. 5:11.

1Pe 3.15 1Th 5.11
Copyright information for DutKant