Leviticus 25:28

32) zijn hand niet gevonden heeft,

Vergelijk dit met de aantekeningen op Lev. 25:30, en Richt. 9:33.

Le 25.30 Jud 9.33

33) zal het uitgaan,

Dat is, het verkochte goed zal niet meer in de macht desgenen zijn, die dat gekocht had. Anders, hij, te weten, de koper zal uitgaan. Vergelijk onder, Lev. 25:30,31, in het volgende, hij, te weten, de verkoper.

Le 25.30,31

1 Samuel 10:7

17) doe gij,

Dat is, al wat de nood en de gelegenheid vereist, wat gedaan moet worden ten beste van het land. Doe dat als een wijs en kloekmoedig koning. Dit heeft Saul gedaan, toen hij uitgetrokken is om te strijden tegen de Ammonieten 1 Sam. 11, en de Filistijnen, 1 Sam. 13. Aangaande de manier van spreken, zie Richt. 9:33.

Jud 9.33

1 Samuel 25:8

11) uw jongelingen,

Dat is, uw herders en knechten, die bij uw schapen geweest zijn.

12) dan deze jongelingen

Zij verhalen Davids woorden, daarom spreken zij van zichzelven als van een derden persoon. Zij willen zeggen: Laat ons, die jongelingen of knechten Davids zijn, en van hem tot u gezonden, genade en gunst bij u vinden.

13) op een goeden dag gekomen;

Dat is, op een vrolijken dag, dewijl gij nu de schapen ontvangt en vergadert. Het is recht en billijk, dat gij van uw overvloed den bedrukten en verjaagden wat mededeelt, volgende de wet Deut. 12:12, en Deut. 14:26,29, en Deut. 15:7.

De 12.12 14.26,29 15.7

14) uw zoon David,

Hij wil zeggen: Die u eert als een zoon zijn vader.

15) uw hand vinden zal.

Dat is, enig geschenk of gift, zo veel en wat u belieft ons te geven. Zie Richt. 9:33.

Jud 9.33

Ecclesiastes 9:10

40) Alles

Te weten al wat goed is en uwe beroeping vordert.

41) wat uw hand vindt

Zie Lev. 25:28, en Richt. 9:33.

Le 25.28 Jud 9.33

42) doe [dat]

Dat is, doe dat zo naarstiglijk en zo wel als gij kunt.

43) daar is geen werk,

Dat is, als gij dood zijt, zo zult gij niets van dit alles kunnen doen, dat men in dit leven doet.

44) verzinning,

Of, vernuft.

Copyright information for DutKant