Leviticus 26:30

43) hoogten verderven,

Versta, hoge plaatsen, als bergen en heuvelen, op welke men de afgoden offeranden deed; of de hoge timmeringen der altaren. Zie van deze ook Num. 33:52; Ezech. 6:3.

Nu 33.52 Eze 6.3

44) zonnebeelden uitroeien,

Het Hebreeuwse woord betekent beelden, die hun naam hadden van hittigheid en warmte, of [zoals men meent] omdat zij in de zon tentoon stonden. Anderen verstaan de huizen en altaren, die ter ere van de zon opgericht waren. Of op welke het vuur als een God werd ge‰erd. Zie van deze beelden ook 2 Kron. 14:5, en Ezech. 6:4, enz.

2Ch 14.5 Eze 6.4

45) dode lichamen uwer

Alzo noemt hij de afgebroken stukken der afgoden en de rompen derzelve, zoals die verachtelijk daarheen zouden geworpen worden, alzo zouden ook de lichamen der afgodendienaars veracht en de begrafenis niet waardig gehouden worden.

46) drekgoden werpen;

Hebreeuws, drekken; dat is, welke door God niet anders dan als mensendrek geacht worden en die ieder daarom billijk als stinkende drek behoorde te verfoeien. De beelden der afgoden worden dikwijls aldus genoemd, om ons van afgoderij als van een afschuwelijke vuiligheid een walging te maken. Zie Deut. 29:17; 1 Kon. 15:12; 2 Kon. 17:12, en 2 Kon. 21:11; Jer. 50:2; Ezech. 6:6, en Ezech. 14:3, en Ezech. 20:7, enz.

De 29.17 1Ki 15.12 2Ki 17.12 21.11 Jer 50.2 Eze 6.6 14.3 20.7

Ezekiel 20:29

68) hoogte,

Wat de afgodische hoogten geweest zijn, zie Lev. 26:30. De Heere, aldus sprekende, vraagt spottenderwijze wat het te beduiden had, dat zij daarheen gingen om te offeren. Want, hoewel hij hun zulks doorgaans door zijne profeten verboden had, zo bleef nochtans met den afgodendienst zelfs de naam der plaats bij hen in eer en waarde.

Le 26.30
Copyright information for DutKant