Leviticus 27:2

1) zal afgezonderd hebben,

Te weten, uit de dingen of personen, die hem toebehoren, of in zijn vermogen zijn, begerende die den HEERE toe te eigenen tot een heilig gebruik, hetwelk onder Lev. 27:14, enz. heiligen wordt genoemd.

Le 27.14

2) uw schatting

De HEERE spreekt den priester toe, gelijk blijkt uit Lev. 27:12, die deze schatting doen moest; versta bij deze de som geld, naar welke het geheiligde gewaardeerd en gelost werd.

Le 27.12

3) de zielen

Dat is, de personen of mensen. Zie Gen. 12:5.

Ge 12.5

4) HEEREN zijn.

En vervolgens des priesters, die den dienst des HEEREN en wat er toe behoorde waarnemen moest. Hebreeuws, den HEERE.

Copyright information for DutKant