Malachi 4:2
3) de Zon der gerechtigheid opgaan, Alzo wordt Christus Jezus genoemd, omdat Hij de verstanden door zijn Woord en Geest verlicht, en de harten de gelovigen verkwikt door vergeving der zonden en toerekening der gerechtigheid. Verg. Jes. 60:1,19; Dan. 9:24, en Luk. 1:78,79. Isa 60.1,19 Da 9.24 Lu 1.78,79 4) genezing zijn Te weten, der verslagenen gemoederen, die hunne zonden gevoelen. 5) Zijn vleugelen; Te weten, de Zon der gerechtigheid, welke is Jezus Christus. 6) uitgaan, Te weten, op een vette weide. Anderen verstaan dit van het uitgaan uit de gevangenis der zonden en van de dienstbaarheid des duivels, om God te dienen in heiligheid en gerechtigheid. Zie Joh. 8:36; 2 Cor. 3:17. Joh 8.36 2Co 3.17 7) toenemen, Aan tijdelijken en geestelijken welstand, door den zegen des Heeren. John 8:12
12) wederom tot Namelijk nadat zijne predikatie, door de voorgaande beschuldiging der overpriesters, opgehouden of verhinderd was geweest. 13) henlieden, zeggende: Namelijk de Joden in den tempel vergaderd. 14) het licht Het schijnt dat Christus des morgens zeer vroeg in den tempel gekomen zijnde, Joh. 8:2, alzo de zon opging, daaruit aanleiding genomen heeft van het ware geestelijke licht te spreken; gelijk Hij ook dikwijls elders bij andere gelegenheden gedaan heeft; Joh. 4:10, en Joh. 6:35. Joh 8.2 4.10 6.35 15) der wereld; Dat is, die het ware licht der zaligmakende kennis geeft, niet alleen den Joden, maar ook den heidenen. Zie Jes. 49:6. Isa 49.6 16) volgt, zal in de Dat is, die mijne leer met een waar geloof aanneemt en gehoorzaamt. 17) duisternis niet Namelijk der dwalingen en zonden. 18) des levens hebben. Dat is, dat de mensen brengt tot het eeuwige leven. Zie Joh. 6:68. Joh 6.68 Ephesians 4:18
38) het leven Gods, Namelijk niet waardoor God in zichzelven leeft, maar waarmede Hij in ons door Zijnen Geest leeft in Christus. Zie Ef. 2:1. Eph 2.1 Colossians 1:13
26) de macht der Der zonde en des eeuwigen doods, waarover den Satan als een prins der duisternis, Ef. 6:12, de macht toegeschreven wordt, Hebr. 2:14, omdat hij door afleiding en onkennis van God en Zijnen wil, over de ongelovige mensen heerst, 2 Cor. 4:3,4, en hen alzo tot den eeuwigen dood in de eeuwige duisternis brengt; Matth. 8:12; 2 Petr. 2:17; Jud.:6. Eph 6.12 Heb 2.14 2Co 4.3,4 Mt 8.12 2Pe 2.17 27) van den Zoon Dat is, van Zijn welgeliefden Zoon, Matth. 3:17, en Matth. 17:5; een Hebreeuwse wijze van spreken, gelijk Ps. 15:1, de berg Zion de berg Zijner heerlijkheid genaamd wordt, dat is, Zijn heilige berg. Mt 3.17 17.5 Ps 15.1 1 John 2:8
24) Wederom schrijf Of daarentegen. 25) een nieuw gebod: Dat is, dat op een nieuwe wijze van Christus en Zijn apostelen voorgesteld en gedreven wordt, met zijn eigen exempel en bijzondere liefde bevestigd is en door den Geest van God in de harten der gelovigen wordt ingeschreven, volgens de beloften van het Nieuwe Verbond; Jer. 31:22. Zie de aantekeningen Joh. 13:34. Jer 31.22 Joh 13.34 26) hetgeen waarachtig Dat is, de liefde die waarlijk in Christus jegens ons is, die zij ook waarlijk in u. Zie Joh. 13:34. Joh 13.34 27) zij ook in u Of is. 28) want Of dat de duisternis, enz. 29) de duisternis Namelijk van onwetendheid en goddeloosheid, die tevoren in de wereld was eer het Evangelie gepredikt werd; zie dergelijke Rom. 13:12; 1 Thess. 5:4; 1 Petr. 2:9. Ro 13.12 1Th 5.4 1Pe 2.9 30) het waarachtige licht Namelijk der zaligmakende kennis van God en Zijner beloften en geboden; Ef. 5:8; 1 Joh. 1:7, en 1 Joh. 2:9. Eph 5.8 1Jo 1.7 2.9 31) schijnt nu. Namelijk in de leer van het Evangelie, die wij verkondigen.
Copyright information for
DutKant