Matthew 15:2

1) inzetting

Grieks, overlevering, of overgeving.

2) ouden;

Of, onderlingen; namelijk der Farizese leraars, gelijk Matth. 5:21.

Mt 5.21

Matthew 23:25

31) van roof en onmatigheid.

Dat is, vol van spijs en drank met onrechtvaardigheid verkregen en met onmatigheid gebruikt.

Mark 7:4

8) markt [komende],

Omdat zij daar met allerlei soorten van mensen als heidenen en anderen handelden, en andere dingen aanraakten, waardoor zij meenden verontreinigd te zijn.

9) gewassen zijn.

Grieks, gedoopt; hetwelk indopen in het water en ook afwassen betekent, waarvan de heilige doop zijn naam heeft.

10) en kannen,

Het Griekse Xestes betekent het zesde deel van en congius; dat is, omtrent anderhalve pint naar onze maat.

11) bedden.

Dat is, de bedsteden, of de sponden van de bedden, waarop de ouden om te eten aan de tafel lagen of leunden, inplaats dat wij aanzitten.

Mark 7:8

Luke 11:39

40) het binnenste van u is vol van roof en boosheid.

Hetwelk verstaan kan worden, •f van de harten der Farize‰n, •f van hunne schotels: gelijk uitgedrukt staat Matth. 23:25.

Mt 23.25
Copyright information for DutKant