Matthew 22:11

13) overzien,

Namelijk als het uiterste oordeel zal gehouden worden. Zie Matth. 22:13.

Mt 22.13

14) bruilofskleed,

Dit bruilofskleed is Christus met zijn gerechtigheid, aangenomen door een waar geloof, hetwelk door de werken der liefde krachtig is en betoond wordt; Rom. 13:14; Gal. 3:26,27; Openb. 19:8.

Ro 13.14 Ga 3.26,27 Re 19.8

Romans 13:14

71) doet aan

Of, trekt aan; namelijk als uw kleed en wapen.

72) den Heere Jezus Christus,

Namelijk aannemende door het geloof Zijne gerechtigheid, en al Zijne deugden navolgende, daarmede uwe ziel bekledende en versierende; Gal. 3:27.

Ga 3.27

73) verzorgt

Grieks, maakt geen voorzorg des vleses.

74) het vlees niet

Dat is, het lichaam, waarmede niet wordt verboden dat men het lichaam zou mogen verzorgen met een eerlijk kleed, spijs, drank, medicijnen en andere dingen tot onderhoud van hetzelve nodig; want dat wordt ook geprezen; Ef. 5:29; 1 Tim. 5:8,23, maar om het in zijn kwade lusten te voldoen; 1 Cor. 9:27.

Eph 5.29 1Ti 5.8,23 1Co 9.27

75) begeerlijkheden.

Namelijk die strekken tot onmatigheid, hovaardij, gulzigheid, onkuisheid, om het daarin te voeden en zijn eis te geven; 1 Joh. 2:16.

1Jo 2.16

2 Corinthians 5:3

4) bekleed [en]

Namelijk met het ware bruiloftskleed, dat is, die met de gerechtigheid en heiligheid van Christus in dezen verhuisdag zullen bevonden worden. Want anderen, die daarvan ontbloot zijn, hebben deze heerlijkheid niet te verwachten. Anderen zetten het over: Alzo, of nadermaal wij ook bekleed, enz, en nemen het voor ene verklaring van het voorgaande.

Galatians 3:27

116) zovelen als gij

Dit is, allen die gedoopt zijn; hetwelk verstaan moet worden van al degenen, die niet alleen den uitwendigen doop des waters, maar ook den inwendigen doop des Geestes ontvangen, 1 Petr. 3:21, gelijk blijkt in Simon den tovenaar, Hand. 8:13,21, die wel den uitwendigen, maar den inwendigen doop niet heeft ontvangen.

1Pe 3.21 Ac 8.13,21

117) in Christus gedoopt

Dat is, in den naam en in het geloof van Christus.

118) aangedaan.

Namelijk als een geestelijk kleed, waarmede onze geestelijke naaktheid en schaamte bedekt wordt, en wij als met een bruiloftskleed versierd worden; Rom. 13:14.

Ro 13.14

Ephesians 4:24

48) den nieuwen

Alzo noemt de apostel de wedergeboorte of vernieuwing der mensen, bestaande in de verlichting des verstands, en verandering van den wil tot heiligheid en rechtvaardigheid, in welke het beeld Gods bestaat, waarvan het laatste hier wordt uitgedrukt, en het eerste hierna, Col. 3:10, van den apostel zal uitgedrukt worden.

Col 3.10

49) aandoen,

De apostel vergelijkt hier deze vernieuwing des mensen bij een nieuw kleed, gelijk Ef. 4:22 de natuurlijke verdorvenheid bij een oud verdorven kleed, hetwelk hij zegt dat de gelovigen moeten afleggen en het nieuwe aandoen; omdat zij nu door den Geest Gods wedergeboren zijnde, in beide meer en meer moeten voortgaan en toenemen, door het gebruik der middelen, die God daartoe heeft geordineerd; namelijk met kloekmoediglijk tegen de zonde door den Geest Gods te strijden, Rom. 8;13, en de gave Gods te verwekken, 2 Tim. 1:6,7. Gods woord naarstiglijk te horen en overleggen, Ps. 1:2; 2 Tim. 3:16,17, de sacramenten waardiglijk te gebruiken, 1 Cor. 11:17,18, enz., ijverige gebeden tot God te storten, Ef. 6:18, en dergelijke. Zie ook Joh. 15:2; 1 Cor. 9:25,26, enz.

Eph 4.22 2Ti 1.6,7 Ps 1.2 2Ti 3.16,17 1Co 11.17,18 Eph 6.18 Joh 15.2 1Co 9.25,26

50) in ware rechtvaardigheid

Grieks in rechtvaardigheid en heiligheid der waarheid.

Colossians 3:10

22) die vernieuwd

Namelijk van dag tot dag, gelijk Paulus daar bijvoegt, 2 Cor. 4:16. Want hoewel de gelovigen den ouden mens alrede hebben aangelegd en den nieuwen aangedaan, ten aanzien van de heersende kracht van beide, zo moeten dezelve nochtans daarin dagelijks toenemen, gelijk de apostel hier vermaant, door het gebruik der middelen, daartoe van God ingesteld, waarvan zie de aantekeningen Ef. 4:24.

2Co 4.16 Eph 4.24

23) tot kennis,

Of, tot erkentenis. Want daartoe worden wij door den Geest van Christus in ons verstand verlicht, opdat wij God recht zouden kennen, en voor onzen God erkennen, gelijk Hij in de eerste schepping gekend en erkend was.

24) Die hem geschapen heeft;

Namelijk naar Zijn evenbeeld, Gen. 1:26,27, waartoe wij nu wederom door den Geest van Christus worden herschapen, 2 Cor. 3:18.

Ge 1.26,27 2Co 3.18

Revelation of John 3:4-5

11) namen ook te Sardis,

Dat is, personen, gelijk Hand. 1:15.

Ac 1.15

12) hun klederen niet

Dat is, die zichzelf met onzuivere leer en met een onkuis leven, gelijk de Nicola‹eten, niet hebben ontreinigd. Zie 1 Thess. 4:4. Deze gelijkenis gebruikt ook Judas:23.

1Th 4.4

13) met mij wandelen

Waarvan Christus een voorbeeld of proeve gegeven heeft; Matth. 17:2.

Mt 17.2

14) in witte [klederen],

Namelijk als overwinnaars der zonden en der wereld. Want de witte klederen zijn eertijds tekenen geweest van overwinning en heerlijkheid, gelijk blijkt het Openb. 3:5. Zie ook hierna Openb. 7:9, en Openb. 19:14.

Re 3.5 7.9 19.14

15) zij waardig zijn.

Deze waardigheid in hen komt niet uit hun krachten noch verdiensten, maar van Christus en om Christus' verdiensten wil, terwijl hun Christus door Zijn verdiensten zodanige vergelding uit genade waardig acht en waardig maakt. Zie 2 Cor. 3:4,5; 2 Thess. 1:5,11; Hebr. 13:21.

2Co 3.4,5 2Th 1.5,11 Heb 13.21
16) Ik zal zijn naam geenzins

Dit wordt gezegd tot troost der gelovigen, die in twijfel zouden mogen komen over hun verkiezing. Niet dat iemand, die waarlijk geschreven is in het boek des levens, daaruit kan gedaan worden, want het tegendeel blijkt uit Openb. 13:8; Openb. 17:8; Openb. 20:15, en Openb. 21:27; maar omdat enigen ten opzichte van de roeping en hun belijdenis daarin schijnen geschreven te zijn, die daarna metterdaad tonen, dat zij uitgedaan worden uit het boek des levens, en dat zij met de rechtvaardigen niet worden geschreven, waar het laatste het eerste verklaart.

Re 13.8 17.8 20.15 21.27

17) zijn naam belijden

Namelijk als mijn ware dienaars en discipelen; Matth. 10:32.

Mt 10.32
Copyright information for DutKant