Matthew 24:5
6) onder mijnen naam, Of, in, op mijnen naam; dat is, zich uitgevende voor den beloofden Messias, gelijk omtrent dien tijd en daarna verscheidene opgestaan zijn. Zie Hand. 5:36,37, en Josef. Antiq. lib. 18, cap. 12. lib. 20 cap. 2, enz. en de bello Iud. lib. 2, cap. 12. Ac 5.36,37 1 Corinthians 10:11
19) tot voorbeelden: Dat is, voorbeelden der straffen over de zodanigen. Zie 1 Cor. 10:6. 1Co 10.6 20) de einden der Dat is, de laatste tijden, in welke de genade Gods krachtiger is en de boosheid meerder; waarom wij ons door de genade Gods te meer moeten wachten; 1 Tim. 4:1; 2 Petr. 3:3. 1Ti 4.1 2Pe 3.3 21) gekomen zijn. Gr. ontmoeten, of ontmoet zijn. 2 Thessalonians 2:3
10) verleide Dit zegt de apostel, omdat deze lieden de gemeenten onder zulken schijn afkeerden van hun beroep en van hunnen gewonen arbeid, als voortaan onnodig, dewijl Christus in deze Zijne komst aan alles een einde zou maken, en een hemels leven invoeren, waarvan hij in het volgende hfdst. breder zal spreken. Anderen werden daardoor verleid om te twijfelen aan de vastigheid des Evangelies, omdat zij tevergeefs op de belofte dezer toekomst schenen te wachten, gelijk van zodanigen gesproken wordt 2 Petr. 3:3, 2 Petr. 3:8, 2 Petr. 3:9. 2Pe 3.3,8,9 11) [die] Namelijk dag van Christus, waarvan hij terstond had melding gemaakt. 12) de afval Gr. Apostasia; hetwelk enige oude leraars verstaan van den afval veler koninkrijken van het Romeinse rijk, doch beter wordt genomen voor een algemenen afval van de zuiverheid des Evangelies, welken Paulus ook voorzegt 1 Tim. 4: en 2 Tim. 3: 2 Tim. 4: Openb. 11: Openb. 12: en elders. Daar dit woord apostasia in het Nieuwe Testament altijd een afval van de leer betekent, en Paulus hier eigenlijk van de leer ook handelt. 2Ti 3.2 13) geopenbaard Dat is, Zijne geestelijke heerschappij over het Christendom openlijhk zal hebben bekend gemaakte en vbevestigd, gel;ijk dit woord hierna ook gebruikt wordt, 2 Thess. 2:6, 2 Thess. 2:8. 2Th 2.6,8 14) de mens Dat is, de antichrist, de mens tot alle zonden overgegeven. Hieruit, gelijk ook uit het volgende woord de zoon, de ongerechtige, enz., willen sommigen besluiten, dat de antichrist, maar een persoon zou zijn, dien zij zeggen, dat drie en een half jaar zal heersen; dat hij al de Joden de gehele wereld door tot zich zal trekken, den tempel te Jeruzalem wederom opbouwen, en zich daarin als God zal laten eren, en alzo alle koninkrijken der aarde onder zijn gebied brengen, enz. Doch dit zijn verdichtselen, strijdende tegen alle menselijk beleid en macht, om den rechten antichrist te verduisteren, daar de werkingen en eigenschappen, die hem hierna, en doorgaans in de Openbaring van Johannes, worden toegeschreven, aan zulke verklaringen geheel vreemd zijn. Daarom, hoewel de antichrist hier onder den naam van een mens wordt beschreven, zo wordt noodzakelijk daaronder, niet n mens alleen, maar ene langdurige opvolging van mensen verstaan, die de een na den ander enerlei, ambt, macht en heerschappij hebben, gelijk zulk een manier van spreken in zodanige voorzeggingen gebruikelijk is. Zie Jes. 10:5 en Jes. 14:12; Jer. 48:40; Dan. 7:17; Hebr. 9:25; 1 Joh. 4:3; Openb. 17:10; te meer, dewijl de apostel in 2 Thess. 2:7, betuigt dat deze verborgenheid der ongerechtigheid nu reeds in zijn tijd begon te werken. Isa 10.5 14.12 Jer 48.40 Da 7.17 Heb 9.25 1Jo 4.3 Re 17.10 2Th 2.7 15) de zoon Dat is, die anderen verderft en zelf ten verderve gaat, en daartoe door Gods rechtvaardig oordeel beschikt is. Zie Joh. 17:12; Openb. 9:11. Joh 17.12 Re 9.11 1 Timothy 4:1
1) de Geest zegt duidelijk, Namelijk de Heilige Geest, door Zijn buitengewoon ingeven in de apostelen en andere profeten. Zie Hand. 20:23, en Hand. 21:4. Ac 20.23 21.4 2) in de laatste tijden Of in de volgende tijden. Zie 2 Tim. 3:1. 2Ti 3.1 3) van het geloof, Dat is, van de ware leer des geloofs, gelijk de volgende woorden bewijzen. Zie 2 Thess. 2:3; 2 Petr. 2:1. 2Th 2.3 2Pe 2.1 4) verleidende geesten, Hierdoor worden f de boze geesten zelf verstaan, gelijk in het volgende lid, f de geesten der valse leraars, gelijk 1 Joh. 4:1. 1Jo 4.1 5) der duivelen, Dat is, waarvan de duivel auteur of ingever is. 2 Timothy 3:1
1) weet dit, dat Namelijk zo, dat gij u daartegen wapent en anderen waarschuwt. 2) in de laatste dagen Zo worden genaamd de tijden des Nieuwen Testaments; van de verbreiding des Evangelies af tot het einde der wereld. Zie 1 Cor. 10:11; 1 Tim. 4:1. Of in de volgende tijden; Hand. 2:17. 1Co 10.11 1Ti 4.1 Ac 2.17 3) ontstaan zullen Of aanstaan. 4) zware tijden. Dat is, bezwaarlijk, vol droefheid en gevaarlijkheid voor de godzaligen. 2 Peter 3:3
7) eerst wetende, Dat is, vooral. 8) in het laatste der Dat is, in de laatste dagen. Zie 2 Tim. 3:1. 2Ti 3.1 9) spotters komen zullen, Namelijk die spotten zullen zo met de voorzegging van God in Zijn Woord, vooral van het laatste oordeel en van het einde der wereld, als met degenen, die deze geloven, houdende hen voor slecht en al te licht gelovende lieden. Zie van deze Ps. 1:1; Jes. 22:13. Ps 1.1 Isa 22.13 10) naar hunne eigene Dat is, volgende de kwade lusten van hun vlees, in alle ongebondenheid des levens. Gelijk de Nikolaten en huns gelijke deden.
Copyright information for
DutKant