Matthew 28:19

24) onderwijst al de volkeren,

Of, maakt discipelen onder alle volken; gelijk dit woord ook genomen wordt Hand. 14:21. Zie ook Mark. 16:15.

Ac 14.21 Mr 16.15

25) in den naam der Vaders

Dat is, opdat zij alzo uit Gods bevel mogen geheiligd worden tot kinderen en bondgenoten des waren Gods, des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes, en dienvolgens tot Zijn dienst en gehoorzaamheid verplicht. Zie 1 Cor. 1:15.

1Co 1.15

Mark 16:15

16) in de gehele wereld,

Grieks, in al de wereld.

17) kreaturen.

Grieks, allen creatuur, of schepsel; dat is, allen volken, Matth. 28:19, namelijk niet alleen den Joden, maar ook den Grieken of heidenen, dat is, allerlei soorten van volken. Zie Col. 1:23.

Mt 28.19 Col 1.23

Mark 16:20

23) overal,

Dat is, door de gehele wereld, Hand. 10:28,42.

Ac 10.28,42

24) wrocht mede, en bevestigde

Of, bekrachtigde; namelijk door de werking zijns Geestes de predikatie zijns Woords in de harten der mensen, tot hunne bekering. Zie Hand. 14:3, en Hand. 16:14; 1 Cor. 3:7.

Ac 14.3 16.14 1Co 3.7

25) het Woord door tekenen,

Namelijk van de predikatie des Evangelies.

John 20:23

39) vergeeft, dien

Dat is, naar mijn woord en bevel betuigt als mijne dienaars, dat zijne zonden van God vergeven of gehouden zijn.

40) vergeven; zo

Namelijk in den hemel, van God; Matth. 16:19, en Matth. 18:18; want God heeft alleen de macht om eigenlijk de zonden te vergeven; Jes. 43:25; Matth. 9:3; Mark. 2:7.

Mt 16.19 18.18 Isa 43.25 Mt 9.3 Mr 2.7

Acts 20:28

58) op uzelven

Dat is, op uw leer, leven en ambt.

59) over dewelke u

Grieks in dewelke.

60) de Heilige Geest

Die de voornaamste oorzaak is van de wettige beroeping der dienaren des Woords, hoewel Hij dat door den dienst der mensen doet; zie Hand. 13:2,3.

Ac 13.2,3

61) opzieners gesteld

Grieks Episkopous; waarvan het woord bisschop gekomen is. Deze worden Hand. 20:17 genaamd ouderlingen der gemeente. Waaruit blijkt dat in de Heilige Schrift tussen ouderlingen en bisschoppen geen onderscheid gemaakt wordt; zie Filipp. 1:1.

Ac 20.17 Php 1.1

62) te weiden, welke

Namelijk met de gezonde leer des goddelijken Woords; door ene gelijkenis genomen van schaapherders, bij welke het ambt van de dienaren des Woords zeer bekwamelijk wordt vergeleken; Jer. 23:4; Joh. 21:15; Ef. 4:11; 1 Petr. 5:2.

Jer 23.4 Joh 21.15 Eph 4.11 1Pe 5.2

63) Hij

Namelijk God, dat is de Zoon Gods, die onze menselijke natuur aangenomen heeft in enigheid Zijns persoons.

64) verkregen heeft

Of, verworven, gekocht, zijn eigen gemaakt.

65) door Zijn

Namelijk door hetwelk Hij ons heeft verlost, en niet door het bloed van enige beesten; Hebr. 9:12. Dit bloed wordt Gods eigen bloed genaamd, omdat de Zoon Gods, zijnde en blijvende waarachtig God, menselijk vlees en bloed heeft aangenomen in enigheid des persoons; ene wijze van spreken, waardoor de persoon van Christus, benaamd zijnde van de ene natuur, toegeschreven wordt hetgeen Hem eigen is naar de andere natuur. Zie Joh. 3:13.

Heb 9.12 Joh 3.13

1 Peter 5:2

4) Weidt de kudde Gods,

Dat is, leert en verzorgt de gemeente Gods, als rechte herders, van al hetgeen haar nodig is ter zaligheid; of hebt acht op dezelve, gelijk Paulus spreekt Hand. 20:28; een gelijkenis, genomen van de zorg der herders over hun schapen; waarvan zie breder Joh. 10.

Ac 20.28

5) niet uit bedwang,

Dat is, niet uit vrees voor bestraffing, of straf.

Revelation of John 21:14

34) twaalf fondamenten,

Namelijk van kostelijke stenen op of nevens elkander bekwamelijk gevoegd, gelijk Openb. 21:19,20 wordt verklaard. Waardoor te kennen gegeven wordt de leer der twaalf apostelen, welker uiterste hoeksteen is Christus Jezus, waarop deze gemeente van Christus hier is gebouwd en in der eeuwigheid gebouwd zal blijven; gelijk Paulus getuigt Ef. 2:20.

Re 21.19,20 Eph 2.20

35) de namen der twaalf

Een gelijkenis, zo het schijnt, genomen van het doen der werkmeesters aan grote gebouwen, die tot een zekere gedachtenis hun namen op de fundamentstenen plegen te graveren of te houwen. Zo wordt hier ook van de twaalf apostelen gesproken, omdat zij allen aan deze stad hebben gebouwd, en geen ander fundament hebben gelegd dan Jezus Christus; doch in verscheidene mate en luister, gelijk deze kostelijke stenen van verscheiden luister zijn, en gelijk Paulus ook van zichzelf en anderen spreekt; 1 Cor. 3:10,11.

1Co 3.10,11
Copyright information for DutKant