Matthew 5:34
46) ganselijk niet, Namelijk noch lichtvaardig, of onnodig, noch bedriegelijk, noch bij de creaturen. Want een oprechte en nodige eed wordt niet verboden, gelijk te zien is in Rom. 1:9, en Rom. 9:1; 2 Cor. 1:23, en 2 Cor. 11:31, en 2 Cor. 12:19; Gal. 1:20; Fil. 1:8; 1 Thess. 5:27; Hebr. 6:13,16,19; Openb. 10:6. Ro 1.9 9.1 2Co 1.23 11.31 12.19 Ga 1.20 Php 1.8 1Th 5.27 Heb 6.13,16,19 Re 10.6 Matthew 23:16
19) dat is niets; Dat is, dat geldt niet, of die is niet gehouden te betalen hetgeen hij met zulk een eed beloofd heeft. 20) die is schuldig. Dat is, die is gehouden zijne belofte te betalen. Matthew 23:18
22) de gave, Dat is, offerande. Zie Matth. 5:24. Mt 5.24 Hebrews 6:16
41) bij den meerdere Namelijk bij God. Want andere eden worden in Gods woord veroordeeld. Zie Deut. 6:13; Jer. 4:2, en Jer. 5:7. De reden is, omdat God alleen de harten der mensen kent, en alle mensen, hoe groot zij zijn, kan straffen, zo zij vals zweren. De 6.13 Jer 4.2 5.7 42) eed Dat is, de wettelijke en behoorlijke eed van mensen, op welke niets te zeggen valt. 43) tot bevestiging Namelijk van de beloften die aan iemand gedaan worden. Want alzo er tweerlei soort van eed is, een van zaken die geschied zijn, om de waarheid daarvan te betuigen, en een van hetgeen beloofd wordt, om van de toekomende onderhouding anderen te verzekeren, spreekt Paulus hier inzonderheid van de laatste soort des eeds.
Copyright information for
DutKant