Numbers 14:21

28) heerlijkheid des HEEREN

Versta, de gerechtigheid en kracht des HEEREN, die tot zijn eer op den gansen aardbodem voor alle mensen zouden bekend gemaakt worden.

Numbers 14:28

36) indien Ik ulieden zo niet doe,

Zie boven, Num. 14:23.

Nu 14.23

37) gesproken hebt!

Wat zij gesproken hebben, toen zij murmureerden; zie boven, Num. 14:2.

Nu 14.2

Isaiah 49:18

81) alle deze

Versta, de bekeerde heidenen, die de kerk zullen vermeerderen en versieren, zich tezamen onder enen herder vervoegende.

82) tot u;

Of, uwenthalve.

83) met alle dezen

Te weten met al de uitverkorenen, die de Heere onder zijne gehoorzaamheid brengen zal, zo uit de Joden als uit de heidenen.

84) als met een sieraad

Het grote getal der ware Christengelovigen is het sieraad der kerk.

85) gelijk een bruid.

Dat is, gelijk ene bruid haar sieraad aandoet, of om zich bindt, als zij zich oppronkt.

Jeremiah 22:24

58) Chonia,

Hebreeuws, Chonjahu; ook genoemd Jechonia, 1 Kron. 3:16, en Jojachin, 2 Kon. 24:6,8.

1Ch 3.16 2Ki 24.6,8

59) zegelring

Dat is, nog zo lief en aangenaam jongeling, met verscheiden weldaden van mij versierd en gekroond, en van Davids zaad, dies zij meenden dat de opvolging ongetwijfeld zou zijn, en dat zij van Babel geen nood hadden; zie gelijke manier van spreken Hoogl. 8:6; Hagg. 2:24.

So 8.6 Hag 2.23

60) u

Hier spreekt God Chonia zelf aan.

61) vandaar wegrukken.

Dit kan men verstaan van de rechterhand, of van Jeruzalem, uit het koninklijke hof en uit Joden, vermits zijne wegvoering naar Babel, gelijk volgt.

Ezekiel 5:11

38) leef,

Vergelijk Num. 14:28; Ruth 3:13; 1 Sam. 14:39,45, en 1 Sam. 19:6; 2 Sam. 22:47; Jer. 46:18.

Nu 14.28 Ru 3.13 1Sa 14.39,45 19.6 2Sa 22.47 Jer 46.18

39) heiligdom

Dat is, den tempel, waarin de godsdienst geschiedde.

40) verfoeiselen,

Te weten de grofste afgoderij in den godsdienst, en boosheden in het leven.

41) oog

Overmits de ogen getuigen zijn van het hart, zo wordt hun toegeschreven hetgeen het hart toekomt. Alzo wordt het oog hier gezegd niet te verschonen, dat is, geen medelijden te hebben en niet genadig te zijn. Zie ook Deut. 7:16, en Deut. 13:8; 1 Sam. 24:11, onder Ezech. 7:4, en Ezech. 16:5.

De 7.16 13.8 1Sa 24.10 Eze 7.4 16.5

42) [u]

Dit woord is hier ingevoegd uit het volgende Ezech. 7:4.

Eze 7.4

43) sparen!

Zie Num. 14:23; Deut. 1:35.

Nu 14.23 De 1.35

Ezekiel 14:16

40) bevrijden zouden,

Versta, dat zij hen niet redden zouden; gelijk de volgende woorden uitwijzen; en vergelijk Ezech. 14:18.

Eze 14.18

41) zij zelven alleen

Hier wordt gesproken van een onwederroepelijk vonnis Gods over de gruwelijke hardnekkigheid en ondankbaarheid van het volk, en dat naar zijn rechtvaardig oordeel; zie onder Ezech. 14:23.

Eze 14.23

Ezekiel 14:18

Ezekiel 20:3

5) [Zo waarachtig als] Ik leef,

Dat is, Ik wil van u niet gevraagd zijn. Zie van deze eedzwering, Num. 14:23.

Nu 14.23
Copyright information for DutKant