Numbers 20:21

32) Isra‰l

De Isra‰lieten.

33) daarom week Isra‰l van hem af.

Dit deden de Isra‰lieten op het bevel Gods, Deut. 2:4,5, onaangezien de weg, dien zij daarna door de woestijn passeerden, hun zeer moeilijk en zwaar viel; Num. 21:4,5.

De 2.4,5 Nu 21.4,5

Habakkuk 3:3-4

7) God

In dit vers en enige navolgende beschrijft de profeet de majesteit en macht van God, die Hij betoond heeft als Hij zijne wet gegeven heeft; willende daarmede bewijzen dat het dien machtigen God licht is, zijn volk, als het Hem belieft, uit de Babylonische gevangenschap te verlossen.

8) kwam

Dat is, Hij verscheen zijn volk, te weten ten tijde van Mozes, toen Hij zijne wet hun gaf. Hebr. zal komen. Zie Deut. 33:2.

De 33.2

9) van Theman,

Door Theman verstaan sommigen den berg, die anders Se‹r genoemd wordt. Zie Amos 1:12, en Obad. 1:9. Anders: van het zuiden.

Am 1.12 Ob 1.9

10) de Heilige berg

Te weten de heilige Isra‰ls.

11) Paran.

Zie van Paran Gen. 14:6. Het is een berg gelegen nabij den berg Sina‹, die in de woestijn Paran gelegen is. Zie Num. 10:12, en Num. 12:16, en Num. 13:26.

Ge 14.6 Nu 10.12 12.16 13.26

12) Sela.

Dat woord vindt men nergens dan in dit lied van Habakuk en in de psalmen van David. Zie Ps. 3:3.

Ps 3.2

13) heerlijkheid

Of, zijne majesteit.

14) bedekte de

Dat is te verstaan te dien aanzien, dat de Heere zijn volk, als Hij hun zijne wet faf, in grote heerlijkheid verschenen is, met donder en bliksem. enz. Zie Exod. 19:16, en 2 Cor. 3:7.

Ex 19.16 2Co 3.7
15) als des lichts,

Dat is, als van de zon. De zon wordt het het licht genoemd, omdat zij het grootste licht is, hetwelk God geschapen heeft. Zie Job 31:26, en Job 37:21. Hier is door den glans als van het licht te verstaan het schijnsel van de vuurkolom, die de Isra‰lieten lichtte in de woestijn.

Job 31.26 37.21

16) Hij had hoornen

Te weten tot een teken zijner macht. Want door de hoornen wordt dikwijls macht betekend in de Heilige Schrift. Anderen verstaan hier door hoornen zulke stralen, als de klaarschijnende zon uitgeeft, of zulke, als uit het aangezicht van Mozes voortgingen, nadat hij met God gesproken had; zie Exod. 34:29.

Ex 34.29

17) aan zijne hand,

Dat is, aan zijne zijde. Zie Neh. 3:2; 2 Sam. 18:4; Spreuk. 8:3. De zin is: Aan elke zijde was een hoorn gelijk de hoornbeesten aan elke zijde een hoorn hebben. Anders: daar waren twee hoornen aan zijne zijde.

Ne 3.2 2Sa 18.4 Pr 8.3

18) aldaar was zijne

Hebr. de verberging zijner sterkte. De zin is: Door zulk een glans gaf wel de Heere zijn goddelijke macht te kennen, [verg. Ps. 18:12,13, enz.] alzo nochtans dat Hij den gehelen glans zijner majesteit en sterkte niet liet schijnen voor zijn volk, naar Hij liet ze slechts blijken door enige stralen, opdat het volk niet ganselijk zou verbaasd en verslagen worden door het aanschouwen van de majesteit des Heeren.

Ps 18.11,12

John 3:14

26) verhoogd heeft,

Dat is, aan een hogen paal opgehangen, om gezien te worden van allen, die van de vurige slangen gebeten waren, opdat zij genezen zouden worden. Zie Num. 21:9.

Nu 21.9

27) verhoogd worden.

Namelijk aan het kruis, gelijk Hij zelf verklaard heeft; Joh. 12:32,33.

Joh 12.32,33

1 Corinthians 10:4

6) die volgde,

Namelijk den Israelieten, met de stromen of beken die uit haar vloten, nadat zij van Mozes was geslagen; Num. 20:8; Ps. 105:41.

Nu 20.8 Ps 105.41

7) was Christus.

Dat is, was een teken en voorbeeld van Christus, die van den Vader ter dood om onzentwil geslagen zijnde, ons de stromen des levenden waters zou uitgeven; Joh. 7:38. En dit is ene wijze van spreken, gebruikelijk in de sacramenten, gelijk het brood en den wijn in het Avondmaal het lichaam en bloed van Christus worden genaamd, omdat zij daarvan een teken en zegel zijn. Dat sommigen willen zeggen, dat de zin zou zijn: Christus was de steenrots, strijdt niet alleen met de orde der woorden van den tekst, maar ook met de zaak zelve, overmits al de Israelieten niet kunnen gezegd worden uit Christus gedronken te hebben, alzo velen van hen niet geloofden, en God in hen geen welgevallen gehad heeft, 1 Cor. 10:5, en Hebr. 4:2.

Joh 7.38 1Co 10.5 Heb 4.2
Copyright information for DutKant