Numbers 24:4

7) verrukt wordt,

Hebreeuws, vallende.

1 Samuel 9:9

18) Eertijds zeide een

De woorden van 1 Sam. 9:9 zijn de woorden van den schrijver van dit boek, en hieruit willen enigen besluiten dat niet Samuel maar Ezra of iemand anders dit boek geschreven heeft.

1Sa 9.9

19) vragen:

Te weten, door een profeet.

20) ziener genoemd.

Alzo werden de profeten genoemd, omdat zich God door gezichten aan hen openbaarde, hetgeen zij het volk te kennen gaven. Zie Num. 12:6, en Num. 24:4.

Nu 12.6 24.4

2 Chronicles 9:29

37) geschiedenissen

Hebreeuws, woorden.

38) woorden

Dat is, boeken of schriften. Deze nu hielden in de geschiedenissen van Salomo en Jerobeam, en zijn niet overgebleven, doch zonder nadeel van Gods kerk, zijnde de kanonieke Schrift, alzo zij ons van God nagelaten is, gans volkomen om ons volmaaktelijk te onderwijzen van al hetgeen, dat ons nodig is te geloven en te doen ter zaligheid.

39) Nathan,

Zie van dezen profeet 2 Sam. 7:2.

2Sa 7.2

40) Ahia,

Zie van dezen ook 1 Kon. 11:29.

1Ki 11.29

41) in de gezichten

Van de profetische gezichten, zie Gen. 15:1.

Ge 15.1

42) Jedi,

Zie van dezen onder, 2 Kron. 12:15, waar hij Iddo genaamd wordt, en 2 Kron. 15:1, waar hij heet Oded.

2Ch 12.15 15.1

43) ziener,

Versta, een profeet, wien God verborgen dingen door gezichten openbaart. Zie Num. 12:6, en Num. 24:4; 1 Sam. 9:9.

Nu 12.6 24.4 1Sa 9.9

44) aangaande

Anders, van, of tegen.

Isaiah 30:10

31) tot de zieners:

Dat is, tot de profeten. Zie 1 Sam. 9:9.

1Sa 9.9

32) Ziet niet;

Dat is, profeteert niet, alsof zij zeiden: Ofschoon u God iets openbaart, zo verkondigt het niet, maar verzwijgt het, alsof gij het niet gezien noch gehoord hadt.

33) de schouwers:

Of, bezichtigers, dat is profeten.

34) spreekt

Alsof zij zeiden: Maar predikt ons wat lieflijk en aangenaam is.

35) bedriegerijen.

Of, bespottingen.

Lamentations 2:14

74) profeten

Versta dit van de valse profeten, die de boze Joden zichzelven verkoren hadden, of die zichzelven uitgaven voor leidslieden of stuurlieden en onderwijzers, maar niet van God gezonden, noch de rechte profeten zijnde; zie Jer. 2:8, en Jer. 5:31, en Jer. 14:14, en Jer. 23:16, en Jer. 27:10, en Jer. 29:8,9; Ezech. 13:2.

Jer 2.8 5.31 14.14 23.16 27.10 29.8,9 Eze 13.2

75) ijdelheid

Dat is, zodanige dingen, die ganselijk niet strekten ten goede, noch tot godzaligheid; als bij voorbeeld: zij hebben u den vrede en aller dingen overvloed verkondigd, als God het tegendeel dreigde. Zie Jer. 28:2,3,15, en Jer. 29:8.

Jer 28.2,3,15 29.8

76) ongerijmdheid

Hebreeuws, onsmakelijke dingen. Zie Job 1:22, en Jer. 23:13.

Job 1.22 Jer 23.13

77) gezien,

Dat is geprofeteerd. Want profetie‰n zijn goddelijke gezichten den profeten geopenbaard.

78) zij hebben [u] uw ongerechtigheid niet geopenbaard,

Dat is, zij hebben u uwe zonden en overtredingen niet oprechtelijk voorgedragen, om u in uwe conscientie te overtuigen.

79) om uw gevangenis

Dat is, dat zij u daardoor tot oprecht berouw en leedwezen zouden gebracht hebben, om alzo de oordelen Gods voor te komen.

80) zij hebben voor u gezien

Dat is, zij hebben u, als in Gods naam, geleerd dingen, die vals en nergens toe nut en oorbaarlijk waren.

81) lasten

Dat is, profetie‰n; zie Jer. 13:1.

Jer 13.1

82) uitstotingen.

De zin is: Naar welke te luisteren de gereedste weg was om u uit uw land te brengen. Want dwalingen te leren en te geloven is de fontein van al de zonden, om welker wil God gemeenlijk de kinderen der mensen straft.

Ezekiel 13:6-8

11) Zij zien

Te weten de valse profeten, die Ezechi‰l in den tweeden persoon toegesproken had, Ezech. 13:5, van wie hij nu spreekt in den derden persoon, alsook boven Ezech. 13:4. Zie van dergelijke verandering in persoon, Job 18:4.

Eze 13.5,4 Job 18.4

12) ijdelheid

Zie boven Ezech. 12:24.

Eze 12.24

13) leugenachtige voorzegging,

Hebreeuws, voorzegging der leugen.

14) woord te zullen bevestigen.

Of, de zaak, te weten die zij als ene profetie van God voortkomende valselijk uitgegeven hebben.

15) Ziet gij niet

Deze vraag verzekert sterkelijk.

16) ijdel gezicht,

Hebreeuws, een gezicht der ijdelheid, alzo boven Ezech. 12:24. Zie de aantekening.

Eze 12.24

17) een leugenachtige voorzegging,

Hebreeuws, ene voorzegging der leugen.

18) zegt:

Te weten tot het volk.

19) Ik niet gesproken heb?

Namelijk Ik de Heere.

20) Ik [wil] aan u,

Te weten om u te straffen. Vergelijk Jer. 21:13, met de aantekening.

Jer 21.13
Copyright information for DutKant