‏ Numbers 25:1-2

1) Sittim,

Een plaats in de woestijn, in de lage landen der Moabieten, bij de Jordaan. Num. 33:48,49 wordt deze genoemd Abel Sittim; hier bleef Isra‰l tot na den dood van Mozes; toen heeft Jozua het vandaar gebracht tot aan de Jordaan, waar zij te Gilgal over passeerden; Joz. 2:1, en Joz. 3:1.

Nu 33.48,49 Jos 2.1 3.1

2) het volk begon te hoereren

Te weten, velen onder de Isra‰lieten [1 Cor. 10:8], want al wie deze zonde begingen, zijn omgekomen, maar wie den HEERE aanhingen, bleven in het leven; Deut. 4:3,4.

1Co 10.8 De 4.3,4

3) Moabieten.

Versta hierbij, ook der Midianieten, gelijk blijkt uit Num. 25:6,17,18.

Nu 25.6,17,18
4) zij nodigden het volk

Te weten, de dochters der Moabieten.

5) harer goden;

Anders, van haren God; te weten, Ba„l-Peor.

6) het volk

Te weten, een deel des Isra‰lietischen volks.

7) at,

Alzo gemeenschap hebbende met hare afgoderij, 1 Cor. 10:18, hiervoor had God de HEERE hen gewaarschuwd; Exod. 34:14.

1Co 10.18 Ex 34.14

‏ Revelation of John 17:1-2

1) een uit de zeven engelen,

Namelijk waarvan in Openb. 16 is gesproken, die enigen menen de vijfde geweest te zijn, omdat die zijn fiool op den troon van het beest had uitgegoten. Waarvan in deze twee volgende hoofdstukken de brede verklaring eigenlijk wordt gegeven.

2) Kom herwaarts,

Dit dient alleen tot opwekking van den apostel, daar hier geen verandering van plaats, maar een vernieuwing van gezicht wordt verstaan, gelijk blijkt uit Openb. 17:3. Zie dergelijk wijze van spreken Ezech. 8:3; en Ezech. 40:1, enz.

Re 17.3 Eze 8.3 40.1

3) der grote hoer,

Gelijk de ware Kerk van Christus bij een eerbare vrouw, bekleed met de zon, en versierd met een kroon van twaalf sterren, Openb. 12:1, vergeleken is; zo wordt hier de afvallige Kerk vergeleken bij een prachtige hoer, die Christus, den enigen bruidegom, verlatende, zich ook tot andere mannen, dat is, tot afgoden en andere meesters begeeft, hoewel zij van het tegendeel zou mogen roemen; gelijk van Isra‰litische Kerk en de stad van Jeruzalem ook gesproken wordt; Jes. 1:21; Jer. 3:1, en Ezech. 16:15. Welke nu deze hoer, en haar oordeel is, zal uit het vervolg blijken.

Re 12.1 Isa 1.21 Jer 3.1 Eze 16.15

4) die daar zit op

Dat is, die haar heerschappij heeft over vele volken, scharen, tongen, en nati‰n; gelijk de engel hierna Openb. 17:15,18 verklaart.

Re 17.15,18
5) gehoereerd hebben,

Dat is, aangespannen hebben om haar geestelijke hoererij en heerschappij voor te staan, en anderen met hun macht daartoe te brengen; gelijk door den engel verklaard wordt Openb. 17:13,17.

Re 17.13,17

6) die de aarde bewonen

Dat is, die aardsgezind zijn, en tot de aardse godsdiensten genegen, gelijk de mensen van nature doen. Want hiervan wordt Openb. 17:8 uitdrukkelijk uitgezonderd al degenen, welker namen zijn geschreven in het boek des levens.

Re 17.8

7) zijn dronken geworden

Dat is, zijn door een blinden ijver en liefde van hare opgesmukte bijgelovigheden en afgoderijen zo ingenomen en vervuld, als de voelen plegen van den wijn, die hun van een listige hoer ingeschonken wordt, om hen tot volbrenging van hare oneerlijke lusten te brengen.

Copyright information for DutKant