Numbers 29:35

20) verbodsdag hebben;

Hebreeuws, verbod, of, ophouding. Omdat op dien dag alle dienstwerk verboden was. Zie Lev. 23:36. Dit was de grote dag van het feest, op welken Christus stond in den tempel, en riep de dorstige zielen tot hem, belovende dezelve verkwikking; Joh. 7:37.

Le 23.36 Joh 7.37

Deuteronomy 16:8

16) verbods[dag] den HEERE,

Zie Lev. 23:36.

Le 23.36

2 Kings 10:20

40) verbods[dag].

Dat is, een groten vierdag, op denwelken alle dienstelijke werken verboden waren. Zie Lev. 23:36.

Le 23.36

Nehemiah 8:17

32) dak,

Want de daken waren daar plat. Zie Deut. 22:8.

De 22.8

33) voorhoven van Gods huis,

Zie 2 Kron. 33:5.

2Ch 33.5

Joel 1:14

28) Heiligt een vasten,

Dat is, voorbereidende door een heilige betrachting van dit zwaar oordeel Gods, zo verordineert en stelt zekeren tijd aan, in welken gij samenkomende en u uitwendig en inwendig voor den Heere vernedert, uwe boetvaardigheid openlijk betuigt en hem om genade bidt. Alzo onder Joel 2:12,15.

Joe 2.12,15

29) verbodsdag uit,

Zie Lev. 23:36.

Le 23.36

30) oudsten,

Dat is, regeerders; zie in Joel 1:2.

Joe 1.2

Amos 5:21

56) haat,

Zie Jes. 1:11,12,13,14, met de aantekening.

Isa 1.11,12,13,14

57) verbods[dagen]

Zie Lev. 23:36.

Le 23.36

58) rieken.

Gelijk wij ook in onze taal spreken van personen en zaken, waarvan wij een groten afkeer hebben. Anders: op uwe verbondsdagen mag, of zal Ik niet rieken; te weten, uw reukwerk, dat gij mij alsdan offert, dat anders in recht gebruik een lieflijke reuk was voor den Heere. Zie Lev. 26:31.

Le 26.31
Copyright information for DutKant