Numbers 32:21-22

26) voor het aangezicht des HEEREN,

Dat is, voor den HEERE, van wiens tegenwoordigheid de ark des verbonds een zichtbaar teken was. Zie Joz. 4:13.

Jos 4.13

Joshua 22:2-3

1) nu langen tijd,

Hebreeuws, deze vele dagen. Het waren, naar sommiger rekening, ruim dertien jaren. Zij hebben zeven jaren doorgebracht met het innemen des lands, en zeven jaren met de deling van hetzelve.

Judges 1:3

3) Simeon:

De erfenissen van Juda en Simeon waren voor een deel onder elkander vermengd of gemeen. Zie Joz. 19:1,9.

Jos 19.1,9

4) lot,

Dat is, om het land, dat mij door het lot toegevallen is, in te nemen.

Judges 17:6

16) koning in Isra‰l;

Dat is, geen regent, richter, overste, of wettelijke hoge overheid, die het volk in tucht en orde hield; anders zou het schijnen alsof er tevoren koningen in Isra‰l geweest waren, maar nu niet. Alzo wordt het woord koning ook in het algemeen voor regeerder genomen, Gen. 36:31; Deut. 33:5. Dit wordt hier en in het volgende meermalen verhaald, als een reden van deze woeste ongebondenheid, dat iedereen deed niet wat recht en goed was in Gods ogen, maar in zijn eigen ogen, dat is, wat hemzelven goeddocht en wat hij maar wilde. Hieruit wordt ook afgenomen dat deze geschiedenissen behoren tot een tijd, in welken geen richter of wettelijke hoge overheid in Isra‰l was.

Ge 36.31 De 33.5
Copyright information for DutKant