‏ Philippians 1:28

88) die tegenstaan;

Dat is, die •f met valse leer, •f met zware vervolgingen en dreigementen zich stellen tegen de leer van Christus, om die te verdelen.

89) hun wel

Namelijk den vervolgers en valsen leraars.

90) een bewijs is

Dat is, een zeker teken dat zij ten verderve lopen. Zie 2 Thess. 1:5.

2Th 1.5

91) u der zaligheid,

Namelijk gelovigen, die u noch door valse leer laat verleiden, noch door vrees van vervolgingen verschrikken, om van het ware geloof af te wijken.

92) van God.

Dat doet hij daarbij, opdat zij niet zouden menen dat hunne standvastigheid een verdienende oorzaak zou zijn der zaligheid, en opdat zij zouden weten dat deze standvastigheid niet van henzelven, maar van God komt, gelijk in Filipp. 1:29 verklaard wordt.

Php 1.29

‏ Revelation of John 19:20-21

50) werd gegrepen,

Namelijk door Christus' macht, en dat levend, gelijk in het vervolg uitgedrukt staat.

51) de valse profeet,

Waarvan zie Openb. 16:13, en door deze tweede wordt de geestelijke en wereldse heerschappij van den antichrist met al zijn bisschoppelijke en gewapende medehelpers verstaan, die vooral door Christus met de hoogste straffen zullen worden gestraft, daar de andere verleide aardse en wereldse mensen ook wel hun straf, doch minder, zullen dragen. Hetwelk met deze twee soorten van doding door den poel des vuurs, en door het zwaard wordt uitgedrukt. Zie dergelijke Matth. 5:22.

Re 16.13 Mt 5.22

52) met sulfer brandt.

Dit wordt daarbij gevoegd, omdat sulfer of zwavel uitnemend scherpe en zeer doordringende hitte geeft; waardoor de zwaarste pijn der hel wordt afgebeeld.

53) hetwelk uit Zijn

Dat is, door het vonnis dat Hij tegen hen zal vellen, waarvan de engelen uitvoerders zullen zijn, Matth. 13:41; welke straf ook eeuwig zal zijn, gelijk hiervoor Openb. 14:9,10,11, betuigd is, en Matth. 25:41 van alle vervloekten ook betuigd wordt.

Mt 13.41 Re 14.9,10,11 Mt 25.41
Copyright information for DutKant