‏ Philippians 1:29

93) uit genade

Of, geschonken om Christus' wil. Zie Ef. 2:8.

Eph 2.8

94) Hem te geloven,

Namelijk Christus.

95) voor Hem

Dat is, om Zijnentwil; om Zijne leer en zaken wil.

96) te lijden;

Om Christus' wil verdrukkingen en vervolgingen onderworpen te zijn, en die lijdzaam te verdragen en overwinnen; Matth. 5:12; Hand. 5:41.

Mt 5.12 Ac 5.41

‏ 1 Timothy 1:12

30) bekrachtigd heeft,

Dat is, kracht en bekwaamheid gegeven heeft; 2 Cor. 3:5,6; of ook, tot nog toe zo gesterkt heeft, dat ik onder den last niet bezweek.

2Co 3.5,6

31) getrouw geacht heeft,

Dit moet niet verstaan worden van enige getrouwheid, die God in Paulus voorzag, eer Hij zich zijner ontfermde, maar waartoe hij door Gods ontferming gekomen was, gelijk hij verklaart 1 Cor. 7:25, en 2 Cor. 4:1; 1 Thess. 2:4.

1Co 7.25 2Co 4.1 1Th 2.4

32) in de bediening gesteld

Namelijk des apostelschaps.

Copyright information for DutKant