Proverbs 1:2

2) wijsheid

Versta een vaste en grondige kennis van goddelijke en menselijke dingen, om zichzelven in geloof en leven wel te schikken. Vergelijk 1 Kon. 3:12.

1Ki 3.12

3) tucht

Versta, het onderwijs, dat gegeven wordt om tot de wijsheid te geraken.

4) redenen

Of, redenen, die verstandiglijk voorgesteld zijn.

5) des verstands;

Dit houdt men te zijn de kloekheid en voorzichtigheid des geestes, waardoor de wijsheid tot het rechte gebruik wel wordt aangelegd. Vergelijk 1 Kon. 3:12.

1Ki 3.12

Proverbs 16:22

57) dergenen,

Hebreeuws, zijner meesters, eigenaars, heren, of bezitters; dat is dergenen, die dat hebben of bezitten, en daarmede begaafd zijn en gebruik daarvan hebben; zie Gen. 14:13.

Ge 14.13

58) springader

Te weten, die geduriglijk verlicht met lering, verkwikt met vertroosting, sterkt met vermaning, enz. zonder in zichzelven verminderd te worden; zie boven Spreuk. 10:11.

Pr 10.11

59) tucht

Het Hebreeuwse woord musar is ook voor kwade tucht of onderwijzing genomen, Jer. 10:8.

Jer 10.8

60) dwaasheid.

Te weten, die den dood medebrengt.

Proverbs 22:15

35) De dwaasheid

Zie boven Spreuk. 12:23.

Pr 12.23

36) gebonden;

Het is ene gelijkenis, te kennen gevende dat de zonde zo vast aan de jonge jeugd gehecht is als de dingen, die met touwen en repen aan elkander gebonden worden.

37) der tucht

Dat is, waardoor een kind gekastijd wordt.

Proverbs 23:13

28) tucht

Versta, de tucht, die niet alleen geschiedt door woorden, maar ook door straffen. Zie boven Spreuk. 7:22.

Pr 7.22

29) niet sterven.

Te weten, noch hier door de tijdelijke straf der overheid, noch hierna door de eeuwige straf van God.

Jeremiah 30:14

25) liefhebbers

Op welke gij u verlaten hebt, gelijk Egyptenaars en anderen.

26) vijands plage,

Dat is, zo hard en scherp alsof u een vijand geslagen had; dat men naar het uiterlijke aanzien zou zeggen, een vijand heeft het gedaan; blijvende ondertussen mijne gedachten des vredes bestendig. Zie Jer. 30:16,17,18, enz.

Jer 30.16,17,18

Ezekiel 5:15

57) onderwijs en ontzetting

Te weten waardoor de heidenen zal kunnen geleerd worden welk een groot kwaad de zonde is, en hoe vreeslijk het is vanwege haar in Gods handen te vallen.

58) gerichten in toorn,

Dat is, rechtvaardige straffen uitvoeren; alzo onder Ezech. 25:11.

Eze 25.11

59) in grimmige straffen oefenen zal;

Hebreeuws, in bestraffingen der grimmigheid.

Copyright information for DutKant