Proverbs 14:20
49) vriend Het Hebreeuwse woord betekent wel ieder mens, met wien wij te doen hebben en dien wij onzen naaste noemen, gelijk Gen. 11:3; Exod. 21:14; Lev. 19:18, en hier in Spreuk. 14:21 enz.; maar hier wordt het genomen voor een vriend, metgezel of goede bekende, gelijk 2 Sam. 16:17; Job 16:20; Spreuk. 19:6; Micha 7:5, enz. Ge 11.3 Ex 21.14 Le 19.18 Pr 14.21 2Sa 16.17 Job 16.20 Pr 19.6 Mic 7.5
Copyright information for
DutKant