Proverbs 16:20
52) woord Te weten, des Heeren. Of ook, op de onderwijzing, die met het Woord des Heeren overeenkomt. 53) het goede Te weten, het lichamelijke, dat tot het tegenwoordige, en het geestelijke, dat tot het eeuwige leven behoort, boven Spreuk. 8:35; 1 Tim. 4:8. Vergelijk de manier van spreken, onder Spreuk. 17:20, en Spreuk. 18:22, en Spreuk. 19:8. Het tegendeel is als het kwaad den mens wordt gezegd te vinden; Job 31:29; Esth. 8:6. Pr 8.35 1Ti 4.8 Pr 17.20 18.22 19.8 Job 31.29 Es 8.6
Copyright information for
DutKant