‏ Proverbs 16:31

88) sierlijke

Dat is, die sieraad toebrengt. Zie boven Spreuk. 4:9. Hebreeuws, kroon des sieraads.

Pr 4.9

89) kroon;

Vergelijk boven Spreuk. 12:4.

Pr 12.4

90) weg

Anders genaamd de paden des rechts, enz. Zie boven Spreuk. 2:8, en de aantekening. De zin is dat de vromen dikwijls die kroon krijgen, te weten als het hun zalig is. Of versta, dat de grijsheid een kroon des sieraads is aan degenen, die op het pad der gerechtigheid wandelen. Vergelijk Ps. 37:11,18,27, en de aantekening. Zie ook boven Spreuk. 3:2.

Pr 2.8 Ps 37.11,18,27 Pr 3.2

‏ Isaiah 62:3

10) gij zult

Dat is, gij zult den Heere zeer lief en waard zijn; zie Exod. 19:5.

Ex 19.5

11) in de hand

Dat is, gij zult bewaard en van God beschermd worden. Zie Deut. 33:3; Joh. 10:28,29.

De 33.3 Joh 10.28,29

12) een koninklijke

Versta hier door den koninklijken hoed of mijter het koninklijke priesterdom, waarvan Petrus spreekt 1 Petr. 2:9.

1Pe 2.9

‏ Jeremiah 13:18

25) Zeg tot den koning

Woorden van God tot Jeremia, of, gelijk sommigen, van den profeet tot het volk.

26) koningin:

Zie van het Hebreeuwse woord 1 Kon. 11:19.

1Ki 11.19

27) Vernedert u,

Of, zet u neder omlaag, te weten in het stof, op de aarde.

28) ganse

Hebreeuws, uwe hoofdversierselen, of hoofdsieraden is gedaald; dat is, al uw koninklijk hoofdsieraad is weg en verwisseld met een nederigen staat. Anders: uwe uitnemendheden, hoogheden.

29) uwer heerlijkheid,

Dat is, uw koninklijke kroon, waarmede gij pleegt te pronken.

‏ Ezekiel 16:12

37) voorhoofdsiersel

Zie Gen. 24:22.

Ge 24.22

38) aan uw aangezicht,

Of, over uwen neus, of aan uw voorhoofd. Zie Gen. 24:47.

Ge 24.47

39) oorringen aan uw oren,

Zie hetzelfde woord in dezelfde betekenis Gen. 35:4.

Ge 35.4

40) een kroon der heerlijkheid op uw hoofd.

Of, ene kroon des sieraads; dat is een heerlijke of sierlijke kroon. Zie Spreuk. 4:9, en de aantekening.

Pr 4.9

‏ Ezekiel 23:42

86) daarop stil was,

Te weten op het voorzegde bed, dat is, als deze zusters hare verbondshandelingen met die grote uitlandse meesters bestierd hadden, zonden zij naar anderen. Anders, en in hen [namelijk Judea en Isra‰l] was ene stem van een vrolijke menigte; dat is, men hoorde er vreugde [als in hoerenhuizen] over de heidense verbonden, en met de menigte, of vermits de menigte der mensen; [dat is, van het gemeen gepeupel] werden Sabe‰rs aangebracht, enz.

87) [zonden zij]

Te weten, Ohola en Oholiba. Dit is hier ingevoegd tot aanvulling van den zin, uit Ezech. 23:40.

Eze 23.40

88) menigte der mensen,

Dat is, van het gemene volk, of slechte lieden.

89) wijnzuipers aangebracht

Of, dronkaards, dronken mensen. Anders, Sabe‰rs, omdat het Hebreeuwse woord beide zou kunnen betekenen, en van de woestijn mede vermeld wordt, zodat men hierdoor allerlei gespuis van vele nati‰n, als Sabe‰rs [van wie zie Job 1:15]; Arabieren, Moren, enz. [zijnde ook tot drinken en zuipen genegen] kan verstaan, tegen wie deze twee overspelige zusters zich als snode vuile hoeren mede gedragen hebben.

Job 1.15

90) armringen

Of, armgesmijden, braceletien.

91) haar handen,

Te weten dezer hoeren.

92) sierlijke kroon op haar hoofden.

Hebreeuws, kroon des sieraads.

Copyright information for DutKant