Proverbs 2:16-17

28) Om u

Spreuk. 2:16 hangt aan het voorgaande Spreuk. 2:11.

Pr 2.16,11

29) vreemde vrouw,

Dat is, die uwe eigene niet is, maar de vrouw van een ander en daartoe door haar ongeloof, kwaad leven en overspeligen wandel tot het ware volk Gods niet behoort; waarom zij ook een uitlandse, of onbekende genoemd wordt. Alzo onder Spreuk. 5:3, en Spreuk. 6:24, en Spreuk. 7:5.

Pr 5.3 6.24 7.5

30) [die]

Of, [die] hare redenen smijdig maakt, of gladde of smekende woorden geeft, waarmede zij de mannen ontuchtelijk aanlokt. Vergelijk onder Spreuk. 5:2, en Spreuk. 6:24, en Spreuk. 7:5.

Pr 5.2 6.24 7.5
31) leidsman

Dat is, haar wettelijken man, dien zij in hare jonkheid getrouwd heeft en die haar hoofd en voogd is.

32) het verbond

Dat is, de beloofde huewelijkstrouw, welke Gods verbond genaamd wordt, niet alleen omdat het huwelijk van God ingesteld is, maar ook omdat God daarin man en vrouw samenvoegt, en dat Hij van zulk ene verbintenis, als door Hem gedaan zijnde, getuige en toeziener is. Zie Mal. 2:14, enz.

Mal 2.14

Proverbs 5:3

4) Want

Hier wordt reden gegeven, waarom de voorgaande vermaning bij de mensen behoort plaats te hebben.

5) lippen

Dat is, woorden. Zie Job 2:10. Dezelfde betekenis heeft het woord gehemelte, dat volgt. Alzo Job 31:30.

Job 2.10 31.30

6) der vreemde

Zie boven Spreuk. 2:16.

Pr 2.16

7) druipen

Dat is, brengen zoete en lieflijke woorden zonder ophouden voort, waardoor de jonge mannen tot hare liefde aangelokt worden. Zie van deze manier van spreken Deut. 32:2, en de aantekening.

De 32.2

8) haar gehemelte

Dat hare redenen gelijden in het hart door haar lieflijke vleiiing, gelijk de olie in de maag door hare gladheid. Vergelijk onder Spreuk. 26:28.

Pr 26.28

Proverbs 5:6

14) Opdat

Dat is, opdat gij niet komt bij uzelven te overwegen of men met haar zou kunnen verkeren en evenwel den weg des levens behouden; zo weet dat hare gangen en manieren van doen zo ongestadig, veranderlijk en dwalende zijn in het aanleggen van alle listigheid om u te verleiden, dat gij het niet zult kunnen bemerken, en zult dienvolgens van haar in het net des verderfs gevangen worden.

15) pad

Dat is, dat tot het ware leven leidt. Zie boven Spreuk. 2:19.

Pr 2.19

16) gangen

Hebreeuws, sporen; dat is, hare woorden en werken.

17) ongestadig,

Of, bewegen zich heen en weder, zijn weifelende; dat is dwalende, onzeker, met alle winden gedreven, nu tot deze dan tot die hangende, en dat om de mensen te verleiden.

18) [dat]

Of, [dat] gij het niet gewaar wordt, of bevindt, te weten dat hare gangen van het pad des levens afdwalen en den mens naar den dood leiden.

19) merkt.

Het Hebreeuwse woord is alzo dikwijls genomen. Zie Job 5:24.

Job 5.24

Proverbs 6:24

45) kwade vrouw,

Hebreeuws, vrouw des kwaads; dat is, die haar geneert met kwaad doen.

46) vleiing

Dat is, smeking, vleiing, schoonspreking. Vergelijk boven Spreuk. 2:16.

Pr 2.16

47) vreemde tong.

Zie boven Spreuk. 2:16.

Pr 2.16

Proverbs 7:6

11) Want

Hoewel het zijn kan dat Salomo dit met zijne ogen gezien heeft, nochtans schijnt het, dat hij het voorbeeldsgewijze voorstelt, als ene zaak, die dikwijls gebeurt, en dat tot lering en waarschuwing der jeugd; gelijk Christus mede dikwijls in het Evangelie zulke voorbeelden en gelijkenissen voortbrengt.

Proverbs 9:13

31) zotte vrouw

Hebreeuws, vrouw der zotheid. Deze vrouw wordt hier voorgesteld en vertoogd als de voornaamste wederpartijdster en vijandin der ware wijsheid, nodende tot zich alle mensen, gelijk de wijsheid tevoren gedaan heeft. Versta door de zotte vrouw al wat gaat tegen de waarheid der leer en de oprechtheid des levens. Anderen menen dat hier eigenlijk ene overspeleres beschreven wordt, en dat dan door die de voorgemelde zotte vrouw wordt afgebeeld.

32) is woelachtig,

Zie boven Spreuk. 7:11.

Pr 7.11

33) de slechtigheid

Dat is, die zeer slecht is, vol onwijsheid en kwade zinnen.

34) weet niet met al.

Te weten, om den mens te onderwijzen wat hij geloven en hoe hij leven moet.

Copyright information for DutKant