‏ Proverbs 20:8

24) koning,

Te weten, die wijs, vroom en gerechtigd is.

25) op den troon

Om onder zijn volk het recht uit te spreken.

26) verstrooit

Dat is, doet van hem en zijn volk alle boosheid en het boze wegruimen en uit zijn land delgen, gelijk de zon met haar schijnsel de dikke nevelen en dampen verdrijft. Vergelijk Ps. 101:4.

Ps 101.4

27) kwaad

Te weten, door de misdadigers voor hem te dagvaarden, kennis te nemen van hun boze stukken, daarover hen te overtuigen, te veroordelen en te bestraffen. J, hij weet hen met een opslag der ogen te verschrikken en te verjagen.

Copyright information for DutKant