‏ Proverbs 22:1

1) naam

Versta, een goede naam en eerlijke lof bij de mensen. Naam voor goeden naam. Het woord goed moet hier den zin geven uit het volgende lid van Spreuk. 22:1. Vergelijk boven Spreuk. 18:22.

Pr 22.1 18.22

2) goede gunst

Dat is, het goed gevoelen, dat vrome mensen van iemand hebben, en de goede genegenheid, die zij hem toedragen. Vergelijk boven Spreuk. 3:4; de aantekening op het woord gunst.

Pr 3.4

‏ Proverbs 24:6

7) wijze

Zie van het Hebreeuwse woord Job 37:12.

Job 37.12

8) voor u den krijg

Dat is, u ten goede, of tot uw best en het welvaren van het land.

9) veelheid

Te weten, van goede raadgevers. Zie boven Spreuk. 18:22, of in de grootheid; dat is waardigheid, bekwaamheid en kloekheid derzelve.

Pr 18.22

10) overwinning.

Of, behoudenis. Zie van de betekenis van het Hebreeuwse woord teschuah, 2 Sam. 8:6.

2Sa 8.6

‏ Proverbs 24:20

44) beloning

Versta, geen goede of gewenste beloning, of geen goed einde. Zie boven Spreuk. 18:22. Hebreeuws, achterste, of uiterste, of einde. Dan, het Hebreeuwse woord is ook voor loon genomen. Zie boven Spreuk. 23:18. Anders: nakomelingen; zal gene nakomelingen hebben, en zo hij ze krijgt, zullen ze vergaan; waarop het volgende in Spreuk. 24:20 van sommigen geduld wordt.

Pr 18.22 23.18 24.20

45) de lamp

Zie boven Spreuk. 20:20, Job 18:6.

Pr 20.20 Job 18.6

‏ Proverbs 29:4

7) Een koning

Te weten, die wijs en vroom is. Zie boven Spreuk. 18:22.

Pr 18.22

8) het land

Dat is, de regering, of den staat van het land en het welvaren der inwoners of onderzaten.

9) door het recht;

Dat is, door het handhaven van alle goede wetten, waardoor de goeden voorgestaan en de kwaden gestraft worden.

10) maar een,

Hebreeuws, een man der heffing, of der hefoffers. Van het Hebreeuwse woord terumah zie Lev. 7:14, en Num. 5:9, in de aantekening. Hier verstaan wij hetzelve van de heffing der geschenken, waartoe een heer des lands zou mogen genegen zijn om iemand gunst toe te dragen, zonder aanzien op het recht te hebben. Men kan het woord ook verstaan van de oplegging der schattingen, die een prins van zijne onderzaten met verdrukking derzelven tiranniglijk opneemt.

Le 7.14 Nu 5.9
Copyright information for DutKant