Proverbs 28:7

17) der vraten

Zie van deze ook Deut. 21:20, en boven Spreuk. 23:20,21; en versta onder hetzelve alle grove overtreders der wet.

De 21.20 Pr 23.20,21

18) metgezel

Dat is, voeder en onderhouder. Hebreeuws, weider. Vergelijk boven Spreuk. 13:20.

Pr 13.20

19) beschaamt

Zie boven Spreuk. 10:5. Onder den naam des vaders begrijp ook de moeder. Zie boven Spreuk. 15:20.

Pr 10.5 15.20

Proverbs 29:3

6) maar die

Dat is, der hoeren aanhanger, voeder en onderhouder. Hebreeuws, weider. Zie boven Spreuk. 13:20.

Pr 13.20
Copyright information for DutKant