Proverbs 6:1
1) zoon! Zie boven Spreuk. 1:8. Pr 1.8 2) voor een vreemde Dat is, voor een, die u onbekend is, of voor een ander, dat is, voor iemand, wie hij zou mogen wezen, u bekend of niet. Vergelijk onder Spreuk. 11:15. Pr 11.15 3) uw hand Te weten, tot een teken dat gij uw woord houden zult, waardoor gij beloofd hebt te zullen betalen, zo de schuldenaar in gebreke valt. Zie Job 17:3. Het recht en voorzichtig gebruik van borg voor een ander te worden is hier niet bestraft, maar de onvoorzichtigheid, lichtvaardigheid en onbedachtzaamheid, die hierin dikwijls geschiedt. Job 17.3Proverbs 11:15
37) iemand Dit woord moet meermalen tot vervulling van den zin in onze taal ingevoegd worden, gelijk Exod. 22:9; onder Spreuk. 20:16, en Spreuk. 27:13, enz. Ex 22.9 Pr 20.16 27.13 38) voor Dit woord is hier ingevoegd uit Spreuk. 6:1. Pr 6.1 39) een vreemde Zie boven Spreuk. 6:1. Pr 6.1 40) zekerlijk Hebreeuws, verbrekende verbroken worden; te weten, f door de zorg en moeite, die hij zal hebben, f door de schade, die hij zal lijden, f door beide. 41) degenen Dat is, die tot een teken van de beloofde betaling in de hand slaan. Zie boven Spreuk. 6:1, en de aantekening. Pr 6.1 42) zeker. Of, gerust.Proverbs 17:18
53) klapt Zie boven Spreuk. 6:1. Pr 6.1 54) zich borg Of, borgtocht belovende. 55) bij zijn Hebreeuws, voor het aangezicht; dat is, in de tegenwoordigheid; anders: voor. 56) naaste. Versta, den schuldheer, tot wiens verzekering de borg zich tot de betaling verbindt. Anderen verstaan den schuldenaar, voor wien de borgtocht geschiedt.Proverbs 22:26
63) hand klappen, Te weten, van den schuldheer, tot een teken dat men voor den schuldenaar borg is; zie Job 17:3, en boven Spreuk. 6:1. Job 17.3 Pr 6.1
Copyright information for
DutKant