Psalms 11:6
11) strikken, Dit betekent onverwachte, strenge en onvermijdelijk oordelen Gods. Zie Job 18:9,10, en Job 22:10; Jes. 8:14, en Jes. 24:17,18. Job 18.9,10 22.10 Isa 8.14 24.17,18 12) vuur Als Sodom, Gomorra, enz. overkwam, Gen. 19: en Gog bedreigd wordt, Ezech. 38:22; zijnde helse vuur, Judas 7, Openb. 20:10. Eze 38.22 Re 20.10 13) deel huns Dat is, hun bescheiden of toegelegd deel. Verg. Joh. 20:29, Zie de aantekening bij Joh. 20:29; een manier van spreken, genoemen ven de hiusvaders, die elken huisgenoot zijn drank toedeelden en inschonken, naar de wijze der ouden. Hier wordt het verstaan van der goddelozen straf; alsook Openb. 14:10, en elders, van het kruis der kerk, Ps. 73:10, en in het algemeen van het lijden der vromen en goddelozen. Ps. 75:9; maar anders Ps. 16:5, en Ps. 23:5. Zie ook Job 21:20. Joh 20.29,29 Re 14.10 Ps 73.10 75.8 16.5 23.5 Job 21.20 Ezekiel 13:11
34) hij omvallen zal; Te weten de lemen wand. 35) overstelpende plasregen zijn; Versta hierdoor, en het volgende, het geweld der Chalden, hetwelk zich over Jeruzalem en het gehele koninkrijk van Juda gruwelijk uitstorten zou. Dezelfde gelijkenissen worden ook elders gebruikt, zie Jes. 25:4; Jer. 47:2; onder Ezech. 38:22. Isa 25.4 Jer 47.2 Eze 38.22
Copyright information for
DutKant