‏ Psalms 112:9

13) Hij strooit uit,

Te weten, zijn rijkdom, zonder iets daarvan te hopen; Luk. 6:35. Zie ook 2 Cor.. 9:9.

Lu 6.35 2Co 9.9

14) zijn gerechtigheid

Dat is, hij wordt nimmermeer moede van weldadigheid, of vruchten der gerechtigheid voort te brengen. Verg. Ps. 112:3.

Ps 112.3

15) zijn hoorn zal

Dat is, eer en macht. Zie Deut. 33:17, en 1 Sam. 2:1; Ps. 89:18,25, en Ps. 92:11.

De 33.17 1Sa 2.1 Ps 89.17,24 92.10

‏ 2 Corinthians 9:6

11) in zegeningen zaait,

Dat is, vrijwillig en mild, gelijk in 2 Cor. 9:5. Versta altijd, naar dat iemand heeft, gelijk 2 Cor. 8:12.

2Co 9.5 8.12

12) maaien.

Dat is, van God overvloedige vergelding ontvangen; Gal. 6:9.

Ga 6.9
Copyright information for DutKant