‏ Psalms 15:3

4) opneemt

Versta, in den mond, of op de lippen. Verg. onder Ps. 16:4, dit kan men verstaan zo van eerst uitgeven, als van het aannemen en verspreiden der lasteringen, die van anderen zijn uit gestrooid. Zie Exod. 23:1; Lev. 19:16; Ps. 69:8; Ezech. 36:15.

Ps 16.4 Ex 23.1 Le 19.16 Ps 69.7 Eze 36.15

‏ Psalms 16:4

6) anderen

Niet den waren enigen God, meer een afgod.

7) begiftigen,

Versta, met een huwelijks- gift of bruiloftsgift, en zie van de razernijen dezer geestelijke hoererij Ezech. 16:31,32,33,34.

Eze 16.31,32,33,34

8) hunne drankofferen

Der afgoden.

9) offeren

Of, uitgieten, uitstorten; gelijk de afgodendienaars gewoon waren te doen in de drankoffers. Van de wettelijke drankoffers, waarin wijn of sterke drank gebruikt werd, zie Exod. 29:40; Num. 15:5,7,10, en Num. 28:7.

Ex 29.40 Nu 15.5,7,10 28.7

10) op mijne

Dat is, in mijn mond, gelijk Ps. 50:16. Hij wil zeggen dat hij met de afgoderij en wat er aankleeft ganselijk niet wil te doen hebben, dat hij een afgrijzen daarvan heeft. Zie Exod. 23:13.

Ps 50.16 Ex 23.13

‏ Psalms 50:16

Copyright information for DutKant