Psalms 16:10

23) ziel

Dat is, mijn persoon, gelijk elders diwijls, waardoor wijders het dode lichaam onzes Heere Jezus Christus verstaan wordt. Verg. Lev. 19:28, en Ps. 94: 17, en zie hiervan Hand. 2:31, en Hand. 13:35, enz.

Le 19.28 Ps 94.17 Ac 2.31 13.35

24) hel

Dat is, graf. Of versta met sommigen, de helse pijn, die Christus in zijn lijden om onzentwil gedragen heeft. Zie van het Hebr. woord Gen. 37:35.

Ge 37.35

25) heilige

Te weten, Ik, Christus. Anders, goedertierene, weldadige, gunstgenoot. Verg. Deut. 33:8, en Ps. 4:4.

De 33.8 Ps 4.3

26) verderving

Zie Ps. 7:16.

Ps 7.15

27) zie.

Dat is, ondervinde, lijde, blijvende in het graf en verrottende, gelijk andere mensen. Verg. Ps. 34:13; Joh. 3:36, en Joh. 8:51, en zie Job 7:7.

Ps 34.12 Joh 3.36 8.51 Job 7.7

Daniel 9:24

71) Zeventig

Dani‰l had maar gebeden om de verlossing van zijn volk uit Babel, de Heere geeft hem dat niet alleen, maar oneindig meer, want Hij openbaart hem daarenboven den tijd, wanneer niet alleen de Joden, maar ook zijn ganse volk uit de macht des duivels en der eeuwige verdoemenis door den Messias zou verlost worden.

72) weken

Versta hier jaarweken, gelijk Lev. 25:8; elke week van zeven jaren, tezamen makende vier honderd en negentig jaren; waar nu deze vier honderd en negentig jaren beginnen en waar zij eindigen, daarvan is verscheiden gevoelen. Sommigen beginnen ze van het eerste jaar der monarchie van Cyrus, en eindigen ze in den dood van Christus; hetwelk wel de eenvoudigste mening schijnt te zijn, uit Jes. 44:28, en Jes. 45:13; 2 Kron. 36:22,23; Ezra 1:1, enz.; doch anderen beginnen ze van het zevende jaar van Artaxerxes Longimanus, en eindigen ze ook in den dood van Christus. Anderen beginnen ze van het tweede jaar van Darius Nothus, en eindigen ze in de verstoring van Jeruzalem door Titus. Van welk alles de verstandige lezer zal mogen oordelen.

Le 25.8 Isa 44.28 45.13 2Ch 36.22,23 Ezr 1.1

73) zijn bestemd

Te weten van God. Hebreeuws, zijn afgehouwen, of afgesneden; dat is bescheiden, besloten.

74) over uw volk,

Gedurende welke uw volk en uw heilige stad zal overkomen hetgeen ik u straks zal openbaren.

75) om de overtreding te sluiten,

Of, om op te sluiten, of om te bedwingen de overtreding. Anders: dat Hij, te weten Christus] de overtreding besluit; dat is, dat hij voor de zonden des volks genoeg doe, opdat dezelve als in een kerker besloten worden, dat zij niet meer voor Gods aangezicht komen.

76) om de zonden te verzegelen,

Dat is, om te bedekken de zonden der uitverkorenen, dat zij voor het aangezicht van God niet komen. Dit heeft Christus door zijnen dood teweeg gebracht. Anders: om de zonden te verdelgen.

77) om de ongerechtigheid te verzoenen,

Te weten door de offerande van Christus aan het kruis.

78) om een eeuwige gerechtigheid aan te brengen,

Hebreeuws, ene gerechtigheid der eeuwigheden, door welke alleen zij, die ooit gerechtvaardigd zijn en rechtvaardig zullen worden, moeten gerechtvaardigd worden voor God, Hebr. 9:12. Deze gerechtigheid is gelegen in de vergeving der zonden en toerekening der gerechtigheid van Jezus Christus.

Heb 9.12

79) den profeet te verzegelen,

Dat is, de profetie, te weten de profetie‰n der profeten van Christus' lijden en de heerlijkheid daarop volgende, 1 Petr. 1:11, welke God den profeten door gezichten heeft geopenbaard.

1Pe 1.11

80) de heiligheid der heiligheden

Dat is, den Heere Christus, die daar is het waarachtige heilige der heiligen, omdat in Hem al de schatten van heiligheid, rechtvaardigheid, en ook van wijsheid en kennis van God verborgen zijn, ons ten goede; en dat Hij is de ware ark des verbonds, door welken God de woorden des levens tot de wereld spreekt; de rechte genadestoel, door welken wij de verzoening hebben, enz.

81) te zalven.

Te weten met den Heiligen Geest; dat is als in te wijden en te bereiden tot zijn zaligmakend ambt.

Joel 2:28

94) zal het geschieden,

In de laatste dagen, na de komst en verschijning van den Messias in het vlees; zie Hand. 2:17.

Ac 2.17

95) Geest

Dat is, de gaven van mijn Heiligen Geest; verg. Ps. 68:19; Ef. 4:8.

Ps 68.18 Eph 4.8

96) uitgieten

Met veel groter overvloed en meerdere verscheidenheid van gaven dan v¢¢r de komst van den Heere Christus en zijne hemelvaart geschied was. Zie Joh. 7:39; Hand. 2:33.

Joh 7.39 Ac 2.33

97) alle vlees,

Dat is, allerlei vlees, mensen van allerlei stand of rang, gelijk in het volgende verklaard wordt, idem van allerlei nati‰n. Verg. Ps. 65:3, met de aantekening aldaar.

Ps 65.2

98) profeteren;

Dat is, zij zullen de verborgenheden van het heilige Evangelie door de werking en openbaring van den Heiligen Geest verstaan en verklaren. Zie Hos. 12:11 met de aantekening. Deze manieren van spreken zijn genomen van den staat van het Oude Testament, alwaar God zich aan de pofeten openbaarde door dromen en gezichten; zie Num. 12:6.

Ho 12.10 Nu 12.6

John 1:16

42) genade voor genade.

Dat is, de ene genade op de andere in overvloed; of de genade des Nieuwen Testaments voor de genade des Ouden Testaments; of de genade der heerlijkheid voor de genade der rechtvaardigmaking en wedergeboorte.

John 14:26

53) indachtig maken

Dat is, zal u niets nieuws leren, maar hetzelfde wat Ik u geleerd heb en gij niet wel onthouden hebt, wederom in gedachtenis brengen; Matth. 28:19,20; Joh. 15:15.

Mt 28.19,20 Joh 15.15

Acts 2:27

53) mijn ziel in

Dat is mij, een deel voor het geheel genomen zijnde; Gen. 46:26; Ps. 3:3; Hand. 27:37, en wederom het geheel voor een deel verstaan zijnde, mijn lichaam. Alzo wordt het woord ziel dikwijls genomen; Lev. 19:28, en Lev. 21:11; Num. 5:2, en Num. 9:10; Hagg. 2:14. Enigen verstaan door deze woorden mijne ziel, Christus den Messias, alsof David zeide: Gij zult mijne ziel, dat is, den Christus, die in mij leeft, Gal. 2:20, en die het leven en de opstanding is, Joh. 11:25, niet laten in de hel. Doch het eerste gevoelen is het algemeenste.

Ge 46.26 Ps 3.2 Ac 27.37 Le 19.28 21.11 Nu 5.2 9.10 Hag 2.13 Ga 2.20 Joh 11.25

54) hel niet

Het Hebreeuwse woord Scheol en het Griekse Hades, hetwelk hier wordt gebruikt, betekent somwijlen de plaats der verdoemden, Deut. 32:22; Job 11:8; Matth. 11:23; Luk. 16:23, in welke betekenis het hier niet kan genomen worden, overmits Christus' ziel, van het lichaam door den dood gescheiden zijnde, niet in die plaats, maar in het paradijs geweest is; Luk. 23:43. Somwijlen betekent het de helse smarten en benauwdheden; 1 Sam. 2:6; Ps. 18:6, en Ps. 116:3; in welke betekenis sommigen menen dat dit woord alhier zou kunnen genomen worden, alzo Christus v¢¢r zijn dood zodanige smarten in Zijne ziel geleden heeft. Doch alzo hetzelfde woord ook dikwijls genomen wordt voor het graf, Gen. 37:35; Job 17:13; Ps. 6:6, en Ps. 30:4; Spreuk. 1:12, en Spreuk. 27:20; Jes. 5:14, en Jes. 38:18; Openb. 20:13, en Hand. 2:27 gesproken wordt van den staat van Christus na Zijn dood en van Zijne opstanding uit denzelven, zo wordt het wel allerbekwaamst hier verstaan van het graf in hetwelk Christus' ziel, dat is Christus, doch naar Zijn lichaam, gelegen heeft tot op den derden dag.

De 32.22 Job 11.8 Mt 11.23 Lu 16.23 23.43 1Sa 2.6 Ps 18.5 Ps 116.3 Ge 37.35 Job 17.13 Ps 6.5 30.3 Pr 1.12 27.20 Isa 5.14 Isa 38.18 Re 20.13 Ac 2.27

55) Heilige

Dat is, den Messias, die heilig, onnozel, onbesmet moest wezen, en afgezonderd van de zondaren, en dien de Vader tot dat ambt geheiligd heeft. Zo wordt dezelve doorgaans genoemd, Dan. 9:24; Mark. 1:24; 1 Joh. 2:20; Openb. 3:7.

Da 9.24 Mr 1.24 1Jo 2.20 Re 3.7

56) zien.

Dat is, gevoelen, of onderworpen te zijn.

Hebrews 7:26

55) hoger dan de hemelen geworden;

Dat is, boven alle zichtbare hemelen, in den troon zijns Vaders, tot de hoogste heerlijkheid verheven; Ef. 4:10; Openb. 3:21.

Eph 4.10 Re 3.21
Copyright information for DutKant