Psalms 18:10

Jeremiah 4:13

34) hij komt

De Babyloni‰r zal u zo haastig aankomen als wolken enz.

35) sneller

Hebreeuws, lichter.

36) wee ons,

Woorden der Joden, als gevoelende Gods oordeel; of van den profeet, als beklagende de ellende van het volk.

Jeremiah 48:22

Ezekiel 17:3

4) Een arend,

Versta Nebukadnezar, den koning van Babel, zie onder Ezech. 17:12.

Eze 17.12

5) groot van vleugelen,

Dat is, hebbende grote macht, een wijd uitgestrekt koninkrijk en overvloed van allen rijkdom.

6) verscheidene veren had,

Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk wat met de naald van verscheidene kleuren gemaakt wordt, als geborduurd of gestikt werk, boven Ezech. 16:10,13, enz.; maar hier wordt het bij gelijkenis gebruikt van schone gespikkelde en dooreen gekleurde vederen, alsof zij geborduurd waren.

Eze 16.10,13

7) Libanon,

Versta het land van Palestina, hetwelk noordwaarts met het gebergte van Libanon begrensd was. Zie 1 Kon. 4:33.

1Ki 4.33

8) oppersten tak

Door dezen is betekend de koning Jojachin, ander ook Jechonias genaamd, 1 Kron. 3:16; die van Nebukadnezar gevankelijk naar Babyloni‰ weggevoerd was; 2 Kon. 24:12; 2 Kron. 36:10.

1Ch 3.16 2Ki 24.12 2Ch 36.10

9) ceder.

Die ene figuur was van het koninkrijk der Joden. Vergelijk Num. 24:6; Amos 2:9.

Nu 24.6 Am 2.9

Hosea 8:1

1) bazuin aan uw

Dit is een haastige en onvolkomen manier van spreken, die men pleegt te gebruiken in een onvoorzienen haastigen overval. Men kan dit nemen als woorden Gods tot den profeet, dien Hij gebiedt zijne stem als een bazuin te verheffen, vermits de ongevoeligheid en hardnekkigheid van het volk, gelijk Jes. 58:1, enz. Of, als ene afbeelding van den aanstaanden nood en aankomst van den vijand, wanneer men gewoon is alarm te maken; zie boven Hos. 5:8.

Isa 58.1 Ho 5.8

2) mond;

Hebreeuws, gehemelte.

3) [hij komt]

Te weten, de vijand, de koning van Assyri‰.

4) arend tegen

Vergelijk Jer. 48:40, met de aantekening.

Jer 48.40

5) huis des HEEREN;

Te weten, Isra‰l, of de tien stammen, [gelijk het volgende uitwijst] die dien naam mede voerden, en Gods volk wilden geacht zijn. Sommigen menen dat God hier van Juda spreekt, en verstaan den tempel van Jeruzalem, en door den vijand Nebukadnezar.

6) afvallig geworden.

Zie boven Hos. 7:13.

Ho 7.13
Copyright information for DutKant