Psalms 22:30

46) vetten

Dat is, rijken, machtigen, gelijk Ps. 78:31. Jes. 10:16. Ezech. 34:20. De zin is dat er van beiden, rijken en vermogenden, [gelijk Ps. 45:13; Ps. 72:10. Jes. 49:23. enz.] ook armen en ellendigen onder de heidenen zullen zijn, die zich tot Christus zullen bekeren. Zie 1 Cor. 1:26. enz.

Ps 78.31 Isa 10.16 Eze 34.20 Ps 45.12 72.10 Isa 49.23 1Co 1.26

47) in het

Dat is, die slecht van conditie, •f in de uiterste vernederdheid, •f in nood zijn. Verg. Job 30:19. Ps. 44:26; Ps. 113:7. Jes. 29:4; Jes. 47:1. Klaagl. 3:29.

Job 30.19 Ps 44.25 113.7 Isa 29.4 47.1 La 3.29

48) ziel

Die in doodsgevaar is, hetzij door hongersnood, krankte, vervolging, of anderzins, idem in zichzelven, vermits zijn zondigen staat, niet dan de dood verdiend heeft, en geen middel of macht heeft om zijne ziel te behouden, zal in deemoedigheid door geloof zijn troost in Christus zoeken en Hem aanhangen, als zijnde de enige toevlucht in alle lichamelijke en geestelijke noden.

Copyright information for DutKant