Psalms 27:4

7) ding

Of, ene [begeerte] heb ik begeerd. Verg. Richt. 8:24; 1 Sam. 2:20, inzonderheid 1 Kon. 2:20. David schijnt dit gedicht te hebben in zijne ballingschap, wanneer hij wel in vele zwarigheden stak, maar van gene zo verdrukt en gekweld werd dan dat hij den reinen godsdienst en goddelijk waartekenen der zaligmakende genade met Gods volk niet mocht gebruiken; waarom hij ook dit voornamelijk en gestadiglijk in zijne gebeden te dien tijde God heeft voorgehouden.

Jud 8.24 1Sa 2.20 1Ki 2.20

8) zoeken:

Dat is, zonder ophouden daarom bidden en daarnaar trachten.

9) lieflijkheid

De lieflijke godsdienst, waardoor de Messias met al zijne weldaden wordt afgebeeld en dagelijks geloofd en geprezen.

10) onderzoeken

Des Heeren heilige genadewerken en wil uit zijn Woord. Verg. 1 Petr. 1:10,11,12.

1Pe 1.10,11,12

11) tempel.

Of, paleis; versta den tabernakel of tent der samenkomst. De tempel eigenlijk alzo genoemd, is eerst naderhand van Salomo gebouwd, hoewel David voorhad dien te bouwen, eer Gods wil door Nathan verstond.

Isaiah 52:8

27) uwer wachters;

Dat is, van uwe profeten en apostelen enz.

28) oog aan oog

Dat is, bescheidenlijk, klaarlijk; vergelijk Num. 14:14, of, oog bij oog; dat is, alle ogen.

Nu 14.14

29) zien,

Te weten met lust.

30) wederbrengen zal.

Uit de Babylonische gevangenschap; alsook uit het geweld des duivels en der zonde. Anders: bekeren zal.

1 Peter 1:12

40) dat zij niet zichzelven,

De apostel spreekt hier van de zaak zelf, namelijk van Christus' komst in het vlees, Zijn lijden en Zijn heerlijkheid, gelijk in 1 Petr. 1:11 is uitgedrukt, niet van de vruchten en werkingen derzelve in ons, die de gelovigen van het Oude Testament zowel als wij hebben ontvangen, gelijk hiervoor meermalen in aangewezen.

1Pe 1.11

41) Die van den hemel

Namelijk op den Pinksterdag naar de profetie van Jo‰l; Jo‰l. 2:28; Hand. 2:4,16,17.

Joe 2.28 Ac 2.4,16,17

42) in welke dingen

Namelijk waarvan hij in 1 Petr. 1:12 en in 1 Petr. 1:11 heeft gesproken.

1Pe 1.12,11

43) de engelen

Namelijk vanwege de verwondering en het vermaak, dat zij hebben in het erkennen van Gods veelvoudige wijsheid, die Hij gebruikt in het werk onzer verlossing en in de uitdeling Zijner genade over de gemeente, gelijk Paulus verklaart Ef. 3:10; en de apostel schijnt hier te zien op het voorbeeld van de ark des verbonds, waarover twee cherubijnen met uitgestrekte vleugels en gebogen hoofden naar den genadestoel of het verzoendeksel gedurig zagen. Zie Exod. 25:20; Hebr. 9:5.

Eph 3.10 Ex 25.20 Heb 9.5
Copyright information for DutKant