‏ Psalms 32:3

5) zweeg,

Dat is, mijne zonden voor den HEERE niet bekende.

‏ Isaiah 5:29-30

115) Hun gebrul

Met deze woorden beschrijft de profeet de wreedheid van het volk, hetwelk de Heere tegen de Joden zou zenden om hen te vernielen.

116) ouden leeuw,

Of, fellen, of gruwelijken leeuw.

117) den roof

Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk een dier, hetwelk met de tanden en klauwen van een ander dier verscheurd is.

118) zij zullen

Te weten die vreemde nati‰n, de Chalde‰n en anderen.

119) tegen hetzelve

Te weten tegen het Joodse volk, dat zo jammerlijk zal mishandeld wezen.

120) Dan zal men

Dit is ene gelijkenis, genomen van degenen, die in storm en onweder op zee in groot gevaar van hun leven zijnde, van verre het land aanzien, wensende dat zij ergens konden aanvaren en aanlanden. Zij zien ook dikwijls opwaarts ten hemel of het weder niet opklaart; alzo zullen die van Jeruzalem, als zij van hunne vijanden aangevallen worden, rondom zich zien of er nergens gene hulp voor hen te vinden is, maar tevergeefs, zij zullen gene vinden.

121) daar zal duisternis

Anders: daar is duisternis der benauwdheid. De zin is, daar zal gene hoop voorhanden zijn; wat gemeenlijk vreugde pleegt aan te brengen, dat zal hun angst aanbrengen.

122) in hare verwoestingen.

Anders, in, of, aan, of onder hunnen hemel; dat is, aan den hemel, waaronder het land van Judea gelegen is. Van duisternis, zie Gen. 15:12; van het licht, Job 18:5; van beiden, Job 30:26.

Ge 15.12 Job 18.5 30.26

‏ Ezekiel 24:23

57) versmachten,

Of, uitteren, versmelten, vanwege Gods vloed over u, gelijk onder Ezech. 33:10.

Eze 33.10

58) zuchten.

Of, beren, tieren, uit onverduldigheid en mistroostigheid.

Copyright information for DutKant