Psalms 35:26-27

40) bekleed

Zie Job 8:22.

Job 8.22

41) grootmaken.

Zichzelven zoeken groot te maken met mijn verdrukking en ondergang, of die zich zo trots en stout tegen mij gedragen, snoevende met woorden en werken. Zie deze manier van spreken, Jer. 48:26,42; Ezech. 35:13; Obadja. 12: Ps. 38:17, en Ps. 55:13, en verder Job 19:5, met de aantekening.

Jer 48.26,42 Eze 35.13 Ps 38.16 55.12 Job 19.5
42) lust

Dat is, die mijn rechtvaardige zaak hartelijk zijn toegedaan, biddende om een blijde uitkomst, voor welke zij u mogen danken en grootmaken.

43) vrede

Dat is, tot de verlossing en het welvaren van David, die zijn dienstknecht is. Zie Gen. 37:14.

Ge 37.14

Joel 2:21

78) o land!

Gij inwoners van het land Juda; of, het is ene aanspraak aan het land, gelijk in het volgende aan de beesten, gelijk elders dikwijls. Verg. Deut. 32:1, en Joel 1:10; Ezech. 21:16, met de aantekening.

De 32.1 Joe 1.10 Eze 21.16

79) heeft grote dingen gedaan.

Dat is, zal waarlijk grote dingen doen, die eensdeels in het voorgaande, doch meest in het volgende verhaald zijn. Hebr. gelijk in het voorgaande Joel 2:20. Verg. Jes. 28:29.

Joe 2.20 Isa 28.29
Copyright information for DutKant